De laatste tien jaar zijn er allerlei vrijwillige initiatieven ontstaan van bedrijven die de uitstoot van broeikasgassen willen terugdringen. Maar levert het ook wat op, beperken de bedrijven inderdaad hun uitstoot en hoe doen ze dat?

De bedrijfsinitiatieven zijn onderdeel van een bredere beweging van de zgn. niet-statelijke actoren. In eerste instantie werd de actie tegen klimaatverandering vooral gezien als een zaak van nationale overheden die hierover gezamenlijk afspraken maken. Maar meer en meer wordt duidelijk dat ook andere partijen, zoals bedrijven, gemeentes, provincies, milieu-organisaties en internationale organisaties een belangrijke en zelfstandige rol hebben te spelen. De rol van al deze partijen kwam sterk naar voren rond de totstandkoming van het Parijsakkoord in 2015. Ze worden dan ook expliciet in de tekst van het akkoord genoemd.

Eén van de initiatieven die in 2015 ontstond is het Science Based Targets initiative (SBTi). Het initiatief is destijds genomen door onder het Wereldnatuurfonds en het World Resources Institute. De naam suggereert al wat de bedoeling is: van de deelnemende bedrijven wordt verwacht dat ze doelen stellen die in lijn zijn met volgens de wetenschappelijke inzichten noodzakelijk is om ernstige klimaatverandering tegen te gaan. Het is natuurlijk behoorlijk complex om bepaalde klimaatdoelstelling, bijv. een maximale wereldwijde temperatuurstijging van 1,5 °C, te vertalen naar een doelstelling voor individuele bedrijven, maar de SBTi-organisatie heeft hier richtlijnen voor weten te ontwikkelen. Van bedrijven die mee willen doen wordt verwacht dat ze voor zichzelf doelstellingen ontwikkelen; deze worden door de organisatie getoetst aan deze richtlijnen. De belangstelling van bedrijven om mee te doen is enorm. Tot nu toe hebben zich al meer dan 5000 bedrijven zich aangemeld, en bijna 3000 hebben ook daadwerkelijk al doelstellingen ontwikkeld.

De grote vraag is natuurlijk: levert dit ook daadwerkelijk wat op? Zijn de doelen inderdaad ambitieus en belangrijker nog: doen bedrijven wat ze beloven? Om hier meer inzicht in te krijgen hebben Ivan Ruiz Manuel en ik onlangs een artikel gepubliceerd in Nature Communications (open access [1]). We hebben niet alleen gekeken naar SBTi gekeken, maar ook naar een ander initiatief, RE100. Deze laatste stimuleert bedrijven om het elektriciteitsverbruik volledig te vergroenen. We hebben ons alleen gericht op wereldwijd de grootste 500 bedrijven (de Fortune-500) en in ons onderzoek hebben we alleen de resultaten tot 2019 meegenomen. In dat jaar hadden 116 van deze grote bedrijven zich gecommitteerd. Maar regionaal zijn er nogal verschillen. Het grootst was het enthousiasme in Europa, waar ongeveer de helft van de grote bedrijven meedoet. Iets minder is de participatie in Japan, de VS en Brazilië. China sluit de rij met slechts één deelnemend bedrijf. Ook sectoraal zijn er nogal verschillen: de dienstensector en de lichte industrie zijn goed vertegenwoordigd, de deelname van de energie-intensieve industrie en de elektriciteitsbedrijven is bescheiden.

De doelen die de bedrijven zich hebben gesteld blijken compatibel met wat nodig is om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C. Dat geldt zowel voor SBTi en RE100. Ook hebben de bedrijven in de eerste vier jaar een behoorlijke beperking van de uitstoot gerealiseerd, zie de figuur: meer dan wat er van ze verwacht mag worden.

Ontwikkeling van de uitstoot van broeikasgassen van 102 onderzochte bedrijven, miljoenen tonnen CO2-equivalent. We hebben alleen gekeken naar Scope 1 (directe uitstoot) en Scope 2 (vnl. uitstoot gerelateerd aan elektriciteitsinkoop). Duidelijk is dat 8 energie-intensieve bedrijven bepalend zijn voor de ontwikkeling.

Bij deze op zich positieve uitkomst zijn wel een aantal kanttekening te plaatsen. Het blijkt dat veel bedrijven in eerste instantie toch de uitstoot beperken door over te schakelen op inkoop van elektriciteit uit duurzame bronnen. Een relatief makkelijke eerste stap, maar de volgende stap kon wel eens lastiger worden – die gaat ingrijpen in de eigen activiteit van de bedrijven. Ook kiest men bij de inkoop van groene stroom nogal vaak voor de makkelijke weg: certificaten, en minder voor PPA’s en eigen opwek. Bij de laatste twee is de kans groter dat er ook daadwerkelijk extra duurzame elektriciteit wordt opgewekt. Wat ons tenslotte tegenviel is de mate waarin onafhankelijke verificatie van de uitstoot plaatsvond. In de meerderheid van de gevallen was de kwaliteit hiervan ‘beperkt’.

Het onderzoek geeft een eerste snapshot van hoe SBTi en RE100 zich hebben ontwikkeld. Zoals we in de titel van onze publicatie aangeven vinden we gemengde resultaten. De intiatieven hebben enorm veel in gang gezet en er zijn positieve resultaten bereikt.

Kornelis Blok, Emeritus hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft, lid van de Wetenschappelijke Klimaatraad en voorzitter van de Technical Council van het Science Based Targets initiative.

Noot:

  1. Ivan Ruiz Manuel and Kornelis Blok: Quantitative evaluation of large corporate climate action initiatives shows mixed progress in their first half-decade, Nature Communications (2023) 14:3487.