De Nederlandse pluimveehouderij is internationaal koploper in de transitie naar duurzame productie. Inmiddels leeft 87 procent van de Nederlandse leghennen in systemen waar ze vrij kunnen bewegen, in Europa ligt dit aandeel op 52 procent. Het einde van deze transitie is nog niet in zicht. De komende jaren zullen vleeskuikenhouders moeten investeren in extra leefruimte nu supermarkten overschakelen naar pluimveevlees dat is geproduceerd volgens de Beter Leven-standaard van de Dierenbescherming. Het belangrijkste verschil met de bestaande supermarktkip is dat overdekte uitloop verplicht wordt. De verdere verduurzaming leidt wel tot hogere productiekosten en is voor pluimveehouders alleen vol te houden bij eerlijke compensatie daarvan. Gelukkig blijkt de kritische burger in toenemende mate voor duurzaam geproduceerd kippenvlees te willen betalen.
De transitie legt desondanks een pijnlijk dilemma bloot voor pluimveehouders en consumenten. Dierenwelzijn, milieu of portemonnee liggen niet automatisch in elkaars verlengde en het maken van een optimale keuze is ingewikkeld. Inzetten op dierenwelzijn kan negatieve gevolgen hebben voor het milieu en de portemonnee. En andersom geldt dat ook. Zowel dierenwelzijn als milieu zijn echter bepalend om de sector op termijn levensvatbaar te houden. Dat vraagt om een innovatieve benadering waarbij de extra inspanningen en kosten eerlijk over de keten worden verdeeld. Dit vereist dat de markt betaalt voor zorgvuldig en duurzaam geproduceerd voedsel zodat de sector aantrekkelijk blijft voor volgende generaties. True Pricing zal hier in de toekomst naar verwachting een grotere rol spelen. Deze methode leidt tot transparantie en inzicht in de werkelijke kosten van producten zodat consumenten een meer bewuste keuze kunnen maken en inkopers hier met hun aanbod voor diverse markten op in kunnen spelen.
Legpluimvee op weg naar kooivrije huisvesting
Nederlandse leghennenhouders produceren vooral voor de Nederlandse en Duitse markt. Deze twee landen zijn goed voor bijna negentig procent van de afzet. Beide landen bieden kansen voor afzet van duurdere eieren en bieden zo ruimte voor de genoemde transitie. Meer dan tachtig procent van de Nederlandse leghennen zijn scharrel- of vrije uitloopkippen, zoals in de figuur hieronder te zien is. Het aandeel kooihennen (in koloniehuisvesting) ligt op dertien procent en zal de komende jaren verder afnemen, zo is de verwachting.
Behalve huisvesting spelen ook andere welzijnsmaatregelen een rol bij dierenwelzijn. Snavels van hennen worden niet meer ingekort, hetgeen soms leidt tot schade door pikken en meer uitval, hetgeen dierenwelzijn dan weer schaadt.
Duurzaam eitje komt met een meerprijs
Huisvestingsystemen hebben invloed op de kostprijs van eieren. Meer ruimte vraagt immers om extra investeringen en onderhoud. Daarnaast vraagt het niet behandelen van snavels om extra arbeid en andere compenserende maatregelen. De kostprijs op basis van kasstroom van een regulier kooi-ei (koloniehuisvesting) ligt gemiddeld op 5 á 6 cent per ei exclusief btw. De kostprijs van een bruin ei ligt een halve tot één cent boven die van een wit ei. Met deze op kasstroom gebaseerde kostprijs kan de pluimveehouder aan zijn financiële verplichtingen voldoen, maar heeft hij geen marge. De economische kostprijs is dus hoger. De productie van een scharrelei (zonder uitloop) kost al gauw een cent meer dan het kooi-ei en de kosten van een vrije uitloop-ei ruim twee cent meer. Een biologisch ei heeft de hoogste kostprijs, deze ligt tussen de 14 en 16 cent. Kostprijzen verschillen tussen bedrijven en tussen bedrijfstypen en variëren door de tijd. Op dit moment, medio 2021, liggen de kostprijzen hoog als gevolg van de hoge prijzen van veevoergrondstoffen.
Aandeel hennen in kooi daalt verder
ABN AMRO peilde de mening van relaties en deskundigen in de sector. Mede op basis van deze rondgang verwachten wij dat de trend naar meer extensieve huisvestingsystemen door zal zetten. Bij nieuwbouw zal geen kooihuisvesting meer worden toegepast. Daardoor zal de kooi op termijn verdwijnen. Deze trend wordt versterkt door de steeds bredere wens in Europa om kooisystemen uit te faseren in Europese veehouderij. De huidige kooisystemen zijn echter nog niet afgeschreven en er bestaat op dit moment in Europa nog een markt voor de vriendelijk geprijsde kooi-eieren, vooral in producten waar eieren als onzichtbare grondstof worden verwerkt. Ook worden nog ei-producten afkomstig van hennen uit de in Europa verboden legbatterijen geïmporteerd uit landen van buiten de Europese Unie (EU). Deze import belemmert de Europese verduurzaming en heeft een prijsdrukkend effect op in de eiermarkt.
In 2025 zal het aandeel kooihennen in Nederland naar verwachting nog tussen de 5 en 7 procent liggen. Het aandeel hennen met vrije uitloop is dan licht gegroeid tot een kwart en het aandeel biologische hennen is dan gegroeid naar tien procent. De markt voor vrije uitloop-eieren biedt meer ruimte voor groei, maar veel bedrijven hebben niet de huiskavel om dit in te vullen. De rest van de hennen, 50 tot 55 procent, blijft dus scharrelhen (binnenhuisvesting). Ongeveer een derde deel van deze scharrelhennen in Nederland heeft de beschikking over overdekte uitloop en voldoet daarmee aan de eisen van het Beter Leven keurmerk. Wij verwachten dat dit aandeel de komende jaren toeneemt omdat voor Nederlandse supermarkten Beter Leven-eieren steeds vaker het basisniveau vormen. Duitsland is grootafnemer van vrije uitloopeieren en scharreleieren zonder overdekte uitloop. Het Beter Leven keurmerk wordt niet gebruikt in Duitsland.
Een andere factor die de ontwikkeling van huisvestingsystemen beïnvloedt, is de ruimte voor bedrijfsontwikkeling en de eisen die overheden stellen aan vergunningenverlening en de uitstoot van bedrijven. De stikstofwetgeving, ruimtelijke ordeningsvraagstukken en vrijkomende stikstofruimte bepalen in belangrijke mate de ruimte voor deze transitie.
Vleeskuikensector in de ban van Beter Leven
Nederlandse retailers hebben de afgelopen jaren het assortiment vers pluimveevlees en vleeswaren verduurzaamd. Daarbij hanteerde elke retailer zijn eigen specificaties, maar was meer ruimte voor de kip en tragere groei de standaard. In 2018 schetsten wij deze ontwikkeling in Ruimte voor Kip, concept als de standaard. Deze ontwikkeling leidde er toe dat op dit moment ruim een derde van de Nederlandse kuikens van een traag groeiend ras is en extra leefruimte heeft.
Inmiddels zijn de doelen en ambities van supermarkten aangescherpt. Dit gebeurde onder aanvoering van Albert Heijn die dit jaar aankondigde in 2023 geheel over te schakelen naar pluimveevlees dat is geproduceerd volgens Beter Leven met één ster van de Dierenbescherming. Ofwel, kuikens die traag groeien, daglicht hebben en een overdekte uitloop.
De meeste retailers hebben inmiddels vergelijkbare ambities uitgesproken en werken momenteel samen met slachterijen, mengvoerbedrijven en pluimveehouders aan de invulling van deze vraag. De benodigde inspanningen liggen in belangrijke mate bij de pluimveehouder die de stallen en bezetting zal moeten aanpassen. Behalve pluimveehouders die produceren volgens een van de huidige supermarktconcepten worden ook reguliere pluimveehouders benaderd.
Om in de volledige vraag naar Beter Leven-kuikens te voorzien is veel ruimte nodig. Niet alle stallen zijn echter geschikt. Vooral overdekte uitloop zal bij veel bedrijven op fysieke belemmering stuiten. Het is bouwtechnisch niet altijd mogelijk om uitloop te realiseren. Vergunningverlening voor aanpassingen en uitbreiding zal lastig blijken als gevolg van stikstofwetgeving, fijnstofnormen en aangepaste geurnormen waarbij niet de gemiddelde uitstoot maar de piekuitstoot van belang is. Het is onzeker of in Nederland voldoende stalruimte beschikbaar is om in de vraag te voorzien, ook omdat niet elke pluimveehouder zal kiezen voor Beter Leven. Het is dus niet uitgesloten dat buitenlandse vleeskuikenhouders nodig zijn om een deel van de Beter Leven-kuikens te produceren.
Transitie naar meer ruimte vraagt om leiderschap en regie
De verwachte draai naar Beter Leven veroorzaakt onzekerheid in de sector maar biedt ook kansen. Wij peilden de mening van relaties en deskundigen in de sector. Mede op basis van deze rondgang verwachten wij dat het aandeel vleeskuikens dat gehouden wordt volgens de huidige standaarden van de supermarktconcepten in 2025 gedaald is tot nihil. Waarschijnlijk zullen uiteindelijk alle Nederlandse supermarkten meegaan in deze beweging. Het aandeel biologische productie blijft naar verwachting beperkt tot één á enkele procenten.
Over de verdeling reguliere versus Beter Leven-kuikens is meer onzekerheid. Het aandeel Beter Leven-kuikens is in 2025 naar onze verwachting gegroeid naar zo’n 60 tot 80 procent en het aandeel reguliere kuikens gedaald naar 20 tot 40 procent. Bepalend hierin is het verdienmodel voor pluimveehouders alsmede de mogelijkheid om over te schakelen. Ontwikkelruimte voor buitenuitloop is daarbij voorwaardelijk.
Als de beoogde transitie onvoldoende lukt, zijn supermarkten en slachterijen genoodzaakt om een deel van de Beter Leven-kuikens te laten produceren in het buitenland. Dit heeft niet de voorkeur maar is geen onrealistische gedachte. Het aandeel Beter Leven-kuikens wordt hoger bij een faciliterende overheid en stimulerende aanpak van supermarkten en slachterijen. Deze fase vraagt om leiderschap en regie van de overheid, provincies en alle spelers in de vleespluimveeketen. Het kan daarbij helpen dat pluimveehouders gezamenlijk in gesprek gaan met supermarkten of pluimvee-integraties over de voorwaarden voor goede ketensamenwerking.