‘De effectiviteit van de klachtenprocedures bij Nationale Contactpunten (NCP) van landen die de OESO Richtlijnen onderschrijven kan beter.’ Het is een belangrijke conclusie uit het onderzoek van Sander van ’t Foort, die vandaag promoveert aan Nyenrode Business Universiteit. Hij formuleerde negen criteria die de effectiviteit kunnen vergroten, waaronder transparantie, toegankelijkheid en legitimiteit. Hij toetste ook of deze klachtenprocedures kunnen leiden tot overeenkomsten tussen de partijen. Ook beveelt hij aan de OESO Richtlijnen opnieuw te herzien en aan te passen aan de huidige tijd. ‘Klimaatverandering, de verbetering van biodiversiteit en Artificial Intelligence (AI) ontbreken in de huidige Richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de OESO,’ aldus Van ’t Foort.
Landen die aangesloten zijn bij de OESO (samenwerkingsverband tussen 37 landen voor sociaal en economisch beleid) hebben zich geconformeerd aan de Richtlijnen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wanneer een partij (vaak een multinational) zich niet houdt aan deze Richtlijnen, kunnen gedupeerden (vaak via vakbonden of non-gouvernementele organisaties (NGO’s) terecht bij een zogenaamd Nationaal Contactpunt (NCP) in hun land. Sinds 1984 zijn alle landen die de OESO Richtlijnen onderschrijven verplicht een NCP te hebben. Een NCP buigt zich over dergelijke klachten in een zogeheten ‘specific instance procedure’ (SIP). In zijn onderzoek onderzocht Van ’t Foort de effectiviteit van deze NCP procedures. Hij heeft deze procedures in diverse landen bestudeerd.
Negen criteria
Van ’t Foort stelt dat de effectiviteit van de SIP wordt bepaald door de mate waarin partijen overeenstemming bereiken. Hij constateerde dat ondanks de toename van het aantal meldingen bij NCP’s wereldwijd, het aantal overeenkomsten dat tussen partijen bereikt wordt juist daalt. Verder komt vanuit diverse bronnen kritiek op de effectiviteit van de NCP’s. De kritiek richt zich vooral op de toegankelijkheid van de procedure en het feit dat deze niet altijd resulteert in genoegdoening voor de slachtoffers.
Van ’t Foort formuleerde in zijn onderzoek negen criteria die de effectiviteit kunnen vergroten. Een voorbeeld van zo’n criterium is toegankelijkheid. Als deze verbetert neemt de effectiviteit toe. ‘Vaak hebben slachtoffers geen geld of middelen of is er een taalbarrière om de procedure te voeren. Een NCP kan hierin faciliteren. In Nederland betaalt het NCP bijvoorbeeld reis- en vertaalkosten voor de slachtoffers,’ aldus Van ’t Foort. Overige criteria die de effectiviteit kunnen vergroten zijn: zichtbaarheid, transparantie, verantwoording, billijkheid, compatibiliteit met de OESO Richtlijnen, onpartijdigheid, legitimiteit en voorspelbaarheid.
Niet juridisch bindend, wel effectief
De SIP kan op verschillende manieren een bijdrage leveren aan het oplossen van conflicten over maatschappelijk verantwoord ondernemen. ‘Bijvoorbeeld door een gevoel van eigenaarschap te creëren bij multinationals, een klimaat te scheppen voor constructieve oplossingen en door legitimiteit te verlenen aan de eisers,’ geeft Van ’t Foort aan. Hij onderzocht enkele best practices, zoals een zaak waarin een Congolese dochteronderneming van Heineken aangeklaagd was voor collectief ontslag op ongerechtvaardigde gronden. Een groep van 168 ex-werknemers diende bij het Nederlandse NCP een klacht in.Hoewel het NCP geen juridisch bindende uitspraken doet, maar alleen aanbevelingen, heeft deze procedure toch geleid tot een schadevergoeding voor de klagers. Daarnaast heeft Heineken toegezegd nieuw beleid te ontwikkelen voor zakendoen in instabiele landen en conflictgebieden. Deze zaak laat zien dat de SIP een effectief instrument kan zijn voor zowel vakbonden, NGO’s en burgers als bedrijven om op constructieve wijze conflicten op te lossen. ‘En daarmee is dit het moment om de OESO Richtlijnen te actualiseren’ aldus Van ’t Foort.