Nieuwsuur bracht afgelopen vrijdag een heel positieve boodschap. Directeur Fatih Birol van het International Energy Agency (IEA) is “voorzichtig optimistisch” over het halen van de klimaatdoelen.
In rijke westerse landen werd in 2023 voor het eerst meer elektriciteit opgewekt met schone energie dan met vervuilende fossiele brandstoffen. Die cijfers worden terecht bejubeld. Maar kennen een andere schaduwkant die bijna niet benoemd wordt. Het gaat zelden over de ernstige schendingen van mensenrechten die gepaard gaan met de enorme opmars van hernieuwbare energie.
Denk aan de productie van polysilicium voor zonnepanelen, vaak geproduceerd in Xinjiang waarbij de structureel onderdrukte Oeigoerse bevolking wordt ingezet. Of het delven van koper voor windturbines in Zambia wat zorgt voor forse vervuiling van grond, water en lucht, waardoor de bevolking niet meer in haar levensonderhoud kan voorzien. Of kobalt uit Congo, nodig voor batterijen. Inwoners worden gedwongen hun huis te verlaten om plaats te maken voor mijnen. Bedreigingen, misleiding en zelfs seksueel geweld worden niet geschuwd.
De duurzame energietransitie is noodzakelijk, juist ter bescherming van mensen en natuur. Maar is enkel geslaagd als we meer rekening houden met schending van mensenrechten en schade aan de natuur.
Beide kanten van deze medaille verdienen dezelfde aandacht.
Kirsten Kossen, Hoofd Mensenrechten bij ASN Bank