De zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s) die de VN in 2015 vaststelde, zijn nog lang geen gemeengoed onder overheden, bedrijven en burgers. Zonde, want het belang van het bestrijden van armoede en klimaatverandering en het bevorderen van duurzame economische groei en volwaardig werk voor iedereen – om maar een paar SDG’s te noemen – staat buiten kijf. ‘De SDG’s laten de prioriteiten zien waaraan overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties moeten werken om in 2030 te komen tot een betere en meer duurzame wereld’, zegt kroonlid Katrien Termeer, hoogleraar bestuurskunde aan Wageningen Universiteit en voorzitter van de SER-commissie die het advies heeft opgesteld.
Tegelijk kent Nederland al ruim tien jaar een beleid voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Basis voor IMVO vormen de Guiding Principles on Business and Human Rights van de VN en richtlijnen van de OESO voor multinationale ondernemingen. Het gaat er hierbij om de risico’s in de internationale productieketen op het gebied van mensenrechten, milieu en arbeidsomstandigheden op te sporen en aan te pakken. Samenwerking is belangrijk bij deze complexe materie. Daarom faciliteert de SER IMVO-convenanten, waarin overheden, bedrijven en ngo’s afspraken maken over verantwoord zakendoen in het buitenland. Inmiddels bestaan er tien van zulke convenanten.
Bundelen
Minister Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wilde vorig jaar van de SER weten hoe de SDG’s en IMVO zich tot elkaar verhouden, hoe ze bijdragen aan verduurzaming van mondiale waardeketens en wat dat betekent voor bedrijven en overheden. Op dit moment maken sommige bedrijven uitsluitend werk van IMVO, andere alleen van de SDG’s en weer andere van allebei of juist geen van beide.
De SER concludeert dat er veel winst te behalen is door het IMVO- en SDG-beleid met elkaar te verbinden. Termeer: ‘Dat zorgt voor wederzijdse versterking. De SDG’s geven een gemeenschappelijk internationaal kader en een inspirerende focus, gekoppeld aan de tijdshorizon van 2030. Anderzijds maakt IMVO de toch wat abstracte SDG’s concreet voor de bedrijfsvoering. Anders gezegd: de SDG’s geven het IMVO-beleid richting en IMVO geeft de SDG’s handen en voeten.’
Maar hoe moet het bedrijfsleven dit nu in de praktijk aanpakken? ‘De bijdrage van bedrijven aan de SDG’s begint met IMVO. De eerste stap is dus: start of ga verder met IMVO. Onderdeel hiervan is dat je doorlopend in kaart brengt wat de (potentiële) negatieve gevolgen zijn van het handelen van jouw bedrijf op mens, maatschappij en milieu – en deze gevolgen beheerst. Waar zitten de belangrijkste risico’s in de keten?
Bijvoorbeeld: hoe is de omgang met grondstoffen en afval, hoe zit het met de werktijden, scholing en maaltijdvoorziening van de medewerkers op de productielocaties?’
Realistisch
Bedrijven die een extra bijdrage willen leveren aan de SDG’s, kunnen bijvoorbeeld nieuwe producten of diensten ontwikkelen die bijdragen aan de oplossing van ecologische of sociale problemen. ‘Kijk hierbij verder dan de SDG’s die dichtbij de kernactiviteiten van de onderneming liggen en probeer de impact van deze nieuwe producten en diensten inzichtelijk te maken’, adviseert Termeer. Zowel bij IMVO- als SDG-beleid geldt volgens haar: wees realistisch. ‘Niet alles kan tegelijk, stel prioriteiten en ga gewoon aan de slag. En zie het als kans om als individueel bedrijf of als sector meer toekomstbestendig te worden.’
Daarnaast is het zaak om partners te zoeken. ‘Samen – binnen of buiten de eigen sector, internationaal of nationaal – heb je meer impact. Eén enkel bedrijf staat veel sterker als het samenwerkt met andere bedrijven, sociale partners en maatschappelijke organisaties. Bovendien leidt samenwerking tot kennisuitwisseling. Nederland is een internationaal georiënteerd land en veel bedrijven hebben relaties in het buitenland, ook in het mkb. Maar omdat die bedrijven vaak minder menskracht en middelen hebben, is het voor hen nuttig om gebruik te maken van de waardevolle expertise en netwerken van bijvoorbeeld IMVO-convenanten. Zo kunnen zij hun invloed vergroten en medeverantwoordelijkheid nemen voor verduurzaming.’
Bestuurlijke visie
Van de overheid vraagt de SER dat zij zorgt voor een sterke bestuurlijke visie op IMVO en de SDG’s, waarin zij duidelijk uitspreekt dat de maatschappij van bedrijven verwacht dat zij ondernemen volgens het internationale normenkader. ‘IMVO en de SDG’s worden nu te veel gezien als enkel de verantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken, en te weinig kabinetsbreed uitgedragen. Maar ook de ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Infrastructuur en Waterstaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zijn erbij betrokken. Alleen al om de verbinding te leggen met de grote transities op het gebied van de circulaire economie, duurzame energie en kringlooplandbouw.’
Het is vervolgens ook aan de overheid om deze visie inspirerend, consequent en breed uit te dragen, aldus Termeer. ‘Als we de SDG’s werkelijk willen realiseren, moeten IMVO en de SDG’s een hogere prioriteit krijgen in beleid en uitvoering. Dit vraagt om veel meer bekendheid: voorlichting, kennisdeling en ruimte voor pilots.’ De SER pleit verder voor ondersteuning van het bedrijfsleven bij de praktische vertaling van IMVO en de SDG’s, met kennis en middelen. ‘Dit geldt natuurlijk zeker ook voor het mkb. Bedrijven die het goed doen, mogen hiervoor ook worden beloond. Bijvoorbeeld met deelname aan handelsmissies.’
De sociale partners zijn eveneens een onmisbare schakel. De SDG’s sluiten nauw aan bij het streven van de SER naar een duurzame en sterke economie, waarin zoveel mogelijk mensen aan het werk zijn. ‘Zulke grote uitdagingen kun je alleen samen aangaan. Nederlandse vakbonden zijn vaak betrokken bij het voorkomen en tegengaan van misstanden op het gebied van kinderarbeid, arbeidsomstandigheden en vakbondsvrijheid. Zelf of via partnerorganisaties zijn zij actief in ontwikkelingslanden. Ook voor werkgevers wordt duurzaamheid steeds belangrijker. In eerdere adviezen van de SER was het nog nodig om hen hiervan te overtuigen, tegenwoordig is dat echt niet meer zo.’
Jongeren
In dit adviestraject heeft de SER gezocht naar kennis en ideeën bij bedrijven, vakbonden, overheden en ngo’s. En nadrukkelijk ook bij jongeren. ‘Het gaat over hún toekomst. Terecht willen zij meepraten en meedenken over de mondiale vraagstukken van vandaag en morgen. Het SER Jongerenplatform deed daarom actief mee aan de commissievergaderingen. Bij een van de vergaderingen waren jonge ondernemers aanwezig en ook aan de dialoogsessies met overheden en andere stakeholders deden jongeren mee. Of het lukt om alle SDG’s tijdig en in volle omvang te realiseren, is de vraag, maar het zou mooi zijn als we in 2030 in ieder geval een stap dichterbij zijn.’
Tekst: Dorine van Kesteren. Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van SER