De motie en behandeling:
Den Haag, 17 april 2008
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording in de brief die wij nog gisteren hebben mogen ontvangen. Ik dank hem ook voor de aanvullende informatie over Irak. Die wordt zeer gewaardeerd en hierover zullen wij zeker nog eens met hem komen te spreken in de Kamer. Omdat het einde wat rommelig was, dien ik toch een motie in over kinderarbeid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het op dit moment niet duidelijk is welke internationale bedrijven in hun ketens gebruik maken van kinderarbeid;
overwegende dat het onwenselijk is dat bedrijven gebruik maken van kinderarbeid en dat dit in strijd is met het Nederlandse mensenrechtenbeleid;
verzoekt de regering, bedrijven die overheidssubsidies krijgen, kredieten ontvangen, meegaan op handelsmissies of anderzijds door de overheid gesteund worden, te vragen om te verklaren dat zij geen gebruik maken van kinderarbeid in hun toeleveringsketen;
verzoekt de regering tevens, indien bedrijven hiertoe niet bereid zijn of indien er gebruik wordt gemaakt van kinderarbeid, de overheidssteun stop te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Dam en Çörüz. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (31263).
Minister Verhagen:
Ik kom bij de motie van de heren Voordewind, Van Dam en Çörüz inzake kinderarbeid en bedrijfsleven. Ik vind deze motie een goede ondersteuning van het beleid dat ik voorsta inzake de bestrijding van kinderarbeid, zoals uiteengezet in de mensenrechtenstrategie, in het algemeen overleg en in het artikel dat ik in NRC schreef in reactie op een artikel van een hoogleraar die van mening was dat wij op deze wijze de situatie van kinderen in ontwikkelingslanden niet zouden dienen.
Het in de motie gedane verzoek vind ik terecht. Ik zie de motie dan ook als een ondersteuning van mijn beleid, zeker omdat die gekoppeld is aan ondersteuningssubsidies die de Nederlandse overheid op dit punt verstrekt aan het bedrijfsleven. Over de uitvoering zal ik uiteraard overleggen met mijn collega’s van EZ en Ontwikkelingssamenwerking, die in eerste instantie de medeverantwoordelijken zijn waar het gaat om het verlenen van de subsidie. Terecht wijzen de indieners van de motie erop dat van bedrijven die subsidies van de overheid krijgen, passend binnen de mensenrechtenstrategie en passend binnen de notitie inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, verwacht mag worden dat zij kunnen verklaren dat zij op dat punt verantwoord optreden. Zoals gezegd, zal ik met genoemde collega’s overleg voeren over de uitvoering. Althans als de motie wordt aangenomen, hetgeen ik gelet op de ondertekening mag verwachten.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Kan de minister ons dan informeren over de uitkomsten van dat overleg?
Minister Verhagen:
Uiteraard, dat zeg ik u volgaarne toe.