De manier waarop we onze ondernemingen besturen, staat onder druk. “Organisaties worden steeds vaker geconfronteerd met verwachtingen vanuit verschillende hoeken. Vaak gaan die verwachtingen over het beperken van systeemrisico’s, zoals klimaatverandering. Deze ontwikkeling beïnvloedt de manier waarop we invulling geven aan corporate governance.” Dat stelt prof. dr. Jeroen Veldman die vandaag zijn oratie houdt aan Nyenrode Business Universiteit.
Jeroen Veldman is hoogleraar Corporate Governance aan Nyenrode Business Universiteit en voorzitter van het Nyenrode Corporate Governance Instituut (NCGI). In zijn oratie gaat hij in op de toenemende betrokkenheid van toezichthouders, institutionele beleggers en maatschappelijke belanghebbenden en de gevolgen daarvan voor het bestuur van een onderneming. “Je ziet dat de druk op organisaties vanuit meerdere lijnen binnenkomt. Denk aan een aandeelhoudersvergadering van Shell, waarbij buiten demonstraties plaatsvinden door mensen die zich zorgen maken over het klimaat. Of wat denk je van rechtszaken die worden aangespannen door organisaties als Greenpeace en Milieudefensie? Je ziet dat steeds meer partijen zich gaan bemoeien met het reilen en zeilen van een onderneming. Dat kunnen externe stakeholders zijn, maar ook medewerkers of aandeelhouders die zich zorgen maken om langetermijnrisico’s en de stabiliteit van de markt.”
Toverwoorden
“Corporate governance was lange tijd iets wat zich afspeelde in de interactie tussen het bestuur, de toezichthouders en de aandeelhouders van een organisatie”, vervolgt Veldman. “Nu ook andere partijen ‘aan de deur rammelen’, moeten we gaan kijken hoe we invulling geven aan het corporate governance-model. Omdat de relatie tussen bestuur en aandeelhouders nog steeds centraal staat in de theorie van corporate governance, zijn onafhankelijkheid in de toezichthoudende rol en transparantie de toverwoorden waarmee we aan de slag moeten. Met transparantie bedoel ik dat organisaties zichtbaar maken wat de impact is van de onderneming op de omgeving, bijvoorbeeld als het gaat om de natuur of om mensenrechten. Andersom geldt die transparantie ook: welke plek krijg deze impact in het businessmodel? Deze ontwikkeling leidt ertoe dat niet-financiële verslaglegging essentieel wordt.”
Duurzaamheidsrapportage
De verplichting tot niet-financiële verslaglegging, ook wel duurzaamheidsrapportage genoemd, is vastgelegd in de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), een Europese richtlijn die sinds 2024 van kracht is voor grote bedrijven. “Dit betekent dat bedrijven anders moeten gaan rapporteren. Een voorbeeld daarvan zijn institutionele investeerders, zoals pensioenfondsen. Zij beleggen niet met hun eigen geld, maar met het geld van hun klanten. In hun verslaglegging moeten zij voortaan verantwoorden waar ze het geld in belegd hebben.” Hoewel de intentie van de CSRD is om marktpartijen te bewegen om ‘groenere’ investeringen te doen, waarschuwt Veldman ook voor uitholling van deze richtlijn. “We moeten niet onderschatten hoe complex de wet- en regelgeving is, en wat dit betekent voor organisaties en de mensen die daar werken. Om alle benodigde gegevens vast te leggen moet er een nieuwe infrastructuur komen waarin ook gegevens van samenwerkingspartners moeten worden geregistreerd. Dat is een ingewikkeld proces dat naar verwachting veel druk gaat opleveren. En dan heb ik het nog niet eens over de rechtszaken die verwacht kunnen worden wanneer een organisatie zich niet aan de regels houdt.”
Leiderschap
In zijn oratie roept Veldman de wetgevende instanties op om bedrijven de tijd te geven om de CSRD effectief te implementeren én de rationale inzichtelijk te maken die aan de wetgeving ten grondslag ligt, ofwel: wat is het achterliggende doel van de CSRD? Veldman pleit verder voor het delen van best practices en het opzetten van ecosystemen Ook vindt hij het van groot belang dat wetgevers, aandeelhouders en bestuurders samen om tafel gaan om naar gedragen oplossingen te zoeken, óók als er sprake is van conflicterende belangen. “Leiderschap is daarbij essentieel: waar willen we staan over vijf tot tien jaar en hoe gaan we ervoor zorgen dat we daar komen?”