Bijdragen aan mens, maatschappij en milieu bepalen voortaan bestaansrecht organisaties
De introductie van de zogeheten ESG-thema’s (environmental, social, en governance) markeert voor PwC’s hoofdeconoom Jan Willem Velthuijsen het einde van het kapitalisme zoals we het decennia hebben gekend. We zijn op weg naar kapitalisme 2.0. We moeten alleen nog even bepalen hoe we de criteria precies gaan meten.
Het is ongetwijfeld toeval, maar Glasgow, waar momenteel de klimaattop COP26 van de Verenigde Naties wordt gehouden, is ook de stad waar de Schotse moraalfilisoof Adam Smith (1723-1790) zijn belangrijkste werken schreef. Dat verband vind ik als econoom wel frappant, want Smith wordt alom gezien als de vader van de moderne economie. Ook wordt hij beschouwd als een van de grondleggers van het klassieke liberalisme, de voedingsbodem voor de kapitalistische samenleving.
Het eigenbelang van de kapitalistische samenleving
In zijn bekendste boek The Wealth of Nations (1776) schrijft Smith dat ‘de meest rechtvaardige samenleving het resultaat is van burgers die op verstandige wijze hun eigen belang nastreven’. Zeventien jaar eerder had hij in The Theory of Moral Sentiments wel al aangegeven dat dat eigen belang moet worden gezien ‘in het kader van de verantwoordelijkheden van die burger’. Volgens Smith is het eigenbelang van de kapitalistische samenleving ‘niet gebaseerd op egoïsme, maar op zorg voor anderen, vanuit een goed begrip van de eigen positie’.
De mens als consument of als arbeider
In de twee eeuwen na Smiths dood is zijn zienswijze wat ‘vertroebeld’, om het zo maar te zeggen. Vooral tijdens de industriële revolutie kreeg het kapitalisme de ons bekende vorm, die puur gericht is op het economische domein: de mens als consument of als arbeider.
Henry Ford wordt er door economen dan vaak als voorbeeld bijgehaald. De Amerikaanse autofabrikant bedacht de lopende band om zijn T-model te produceren. Daardoor zakte de prijs met bijna tweederde. In 1914 ging Ford zijn werknemers het destijds hoge loon van vijf dollar per dag betalen, zodat de geproduceerde auto’s ook betaalbaar werden voor de medewerkers zelf.
Het maximaliseren van het bnp
Dit ‘industrieel kapitalisme’ heeft lange tijd goed gewerkt en veel waarde in de zin van hogere inkomens- en levensstandaarden gecreëerd. Daarnaast was dit kapitalisme aantrekkelijk doordat we slechts één doelstelling konden nastreven: voor bedrijven was dat de winst, voor landen het bruto nationaal product (bnp). De grote industrielanden zijn de afgelopen decennia vooral bezig geweest met het maximaliseren van hun bnp. Dat was hun hoogste doel.
De grenzen van het kapitalisme
Inmiddels lopen we tegen de grenzen van het kapitalisme van Adam Smith aan. De bnp’s groeien nog nauwelijks en we hebben te maken met onwenselijke neveneffecten. De grenzen aan wat het milieu kan dragen, zijn heel dichtbij gekomen. Zich buitengesloten groepen groeien en uiten hun ongenoegen. Om maar twee voorbeelden te noemen. Daarbij verschuiven we de kosten (de externe effecten) naar anderen: toekomstige generaties, de maatschappij, het milieu.
Inspelen op megatrends
Voor economen is al enige tijd duidelijk dat dit niet lang goed kan gaan. Tijdens de klimaattop in Glasgow gaven de meeste politici ook aan dat het ‘1 voor 12’ is als het om klimaatverandering gaat. Maar kapitalisme 2.0 omvat meer dan de opwarming van de aarde en het milieu. Andere megatrends als de mogelijkheden van technologie, demografische ontwikkelingen en economische en politieke machtsverschuivingen roepen bij overheden, organisaties en burgers ook de vraag op hoe ze hierop moeten inspelen.
Om hierbij te helpen hebben we bij PwC het ADAPT-raamwerk ontwikkeld. ADAPT (Asymmetry, Disruption, Age, Polarisation, Trust) staat voor urgente, mondiale vraagstukken, waarop we de komende jaren samen een antwoord moeten vinden. Covid-19 heeft deze trends opnieuw zichtbaar gemaakt en tegelijkertijd verder verscherpt.
Bijdrage aan mens, maatschappij en milieu
In mijn vorige blog schreef ik al dat we tegenwoordig met meer criteria dan alleen het bruto nationaal product of de winstcijfers rekening moeten houden om te bepalen of onze welvaart en welzijn groeien. Inmiddels is namelijk wel duidelijk dat organisaties hun bestaansrecht op de lange termijn ontlenen aan wat zij bijdragen aan mens, maatschappij en milieu.
Voor landen hebben de Verenigde Naties daarom in 2015 de sustainable development goals (SDG’s) in het leven geroepen. Die zeventien onderwerpen worden gepromoot als de wereldwijde doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. In Nederland is de term ‘breed welvaartsbegrip’ in zwang gekomen. Voor bedrijven ging de aandacht van aandeelhouderswaarde eerst naar stakeholderswaarde. Vervolgens kwamen daar maatschappij en milieu bij. En daarmee waren de ESG-thema’s (environmental, social en governance) geboren.
Regelgeving rondom ESG
Rondom ESG ontstaat momenteel de nodige regelgeving. Terecht, want het is aan de overheden om de transitie naar kapitalisme 2.0 te orkestreren. Ik denk dat wij ons over een aantal jaren zullen realiseren dat dit nog maar de eerste babystapjes zijn. We zien nu al dat het extreem lastig is om netjes te definiëren welke maatstaven precies uitdrukken wat volgens ons ‘goed klimaat’, ‘nette inkomensverdeling’, ‘gezonde leefomstandigheden’, ‘fatsoenlijk management’ inhouden. Om nog maar te zwijgen over hoe je dat dan objectief meet.
ESG gaat belangrijk rol vervullen in kapitalisme 2.0
Wellicht kijken we nog wel eens verzuchtend terug naar die eenvoudige tijd van de eendimensionale doelstelling, maar de komende jaren groeien we zonder twijfel naar een volwassen instrumentarium. Waarover dan een behoorlijke consensus zal bestaan. Organisaties moeten zich daarmee hoe dan ook bezighouden en zich daarop voorbereiden . Want ESG is een onafwendbaar en zal in kapitalisme 2.0 een belangrijke rol vervullen.
Jan Willem Velthuijsen, Chief economist PwC Netherlands