Jan de Wit Group rijdt als eerste touringcarbedrijf in Nederland klimaatneutraal. De circa 100 bussen tellende touringcarvloot van het bedrijf rijdt niet meer op conventionele diesel, maar op de geavanceerde brandstof HVO 100 (Hydrotreated Vegetable Oil). Deze wordt geproduceerd uit plantaardige oliën en/of vetten die behandeld zijn met waterstof. Bij de productie wordt uitsluitend gebruik gemaakt van afvalstromen uit de landbouw- en voedingsindustrie. HVO 100 leidt niet tot ontbossing of het gebruik van voedsel als grondstof. HVO 100 is gecertificeerd op basis van de ISCC EU-norm en voldoet aan de hoge eisen die de EU stelt aan duurzame brandstoffen. Door te kiezen voor HVO 100 realiseert Jan de Wit Group een CO2-reductie van circa 90% van ‘well to wheel’.
Aan de keuze voor HVO 100 ging een twee jaar durende proef vooraf. Nadat er gedurende die periode zonder operationele nadelen vele kilometers met de nieuwe brandstof werd gereden, was de keuze volgens directeur Walter de Wit snel gemaakt: ‘We besloten om als eerste touringcarbedrijf in Nederland deze stap op het gebied van duurzaamheid te zetten. Bij de winning van grondstoffen voor HVO 100 en bij de daadwerkelijke productie wordt geen schade berokkend aan het milieu of aan ecosystemen. Onze bussen verstookten in 2018 miljoenen liters diesel. We vinden het mooi dat we als één van de grotere touringcarbedrijven in Nederland dankzij HVO 100 de CO2-reductie van Jan de Wit Group nu sinds januari met 90% reduceren.’
De keuze voor HVO 100 vloeit voort uit de wens van Jan de Wit Group om haar opdrachtgevers een zo duurzaam mogelijke personenvervoeroplossing aan te kunnen bieden. Na het afsluiten van de succesvolle proefperiode, achtte Jan de Wit Group een investering in onder meer nieuwe HVO 100 opslagtanks bij de vestigingen in Haarlem en Hippolytushoef verantwoord.
Overigens ziet Walter de Wit op dit moment de brandstof HVO 100 als de beste tussenoplossing in de transitiefase naar het gebruik van waterstof: ‘We denken dat waterstof aangedreven touringcars met de benodigde infrastructuur binnen vijf tot tien jaar realiteit kunnen zijn en verwachten daar méér van dan van elektrisch rijden. Dat is in onze branche alleen al vanwege de veel te beperkte actieradius niet realistisch. Bovendien is elektrisch rijden voor het touringcarvervoer nog steeds een vervuilende optie. Dat komt onder meer omdat de productie van de elektriciteit, accu’s en de voor busmotoren benodigde magneten in veel gevallen verre van duurzaam is.’