Shell heeft vanaf 1995, na Brent Spar en de executie van Ken Saro-Wiwa en acht andere activisten in Nigeria, belangrijke stappen genomen om zijn maatschappelijk profiel te verbeteren. Daarmee diende het bedrijf ook eigen belangen. Een goed imago vertaalt zich terug in winst en de aantrekkelijkheid van het bedrijf voor werknemers met veelgezochte kwaliteiten. Duidelijke stellingname in kwesties als corruptie en milieu verhindert dat bedrijven die het daarmee niet zo nauw nemen een oneerlijk concurrentievoordeel behalen. En een verwijzing naar de mensenrechten in de ‘algemene bedrijfsbeginselen’, zoals Shell die opnam, maakt het bedrijf veel minder kwetsbaar voor het gesjoemel van onderdrukkende regimes – en voor de schadeclaims waarmee organisaties de bedrijven kunnen gaan bedreigen, zoals nu al gebeurt in verband met bedrijven die het Zuid-Afrikaanse apartheidsbewind steunden.

Scherp zakendoen en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn niet alleen goed verenigbaar, ze zijn op langere termijn zelfs onlosmakelijk aan elkaar verbonden. In maart staan in de VN normen voor multinationals ter discussie. Die normen zijn feitelijk niets meer dan een vertaling voor bedrijven van regels die voor staten al lang in internationale verdragen zijn vastgelegd. Toch is er veel oppositie, zoals van de Internationale Kamer van Koophandel.

Shell zou zich, op grond van zelfopgelegde regels, nu al onvoorwaardelijk aan die VN-normen kunnen binden. Of het bedrijf dat inderdaad doet zal vooral afhangen van de publieke opinie. Het pleidooi in het NRC-commentaar voor ‘meer zakelijke scherpte’ bij Shell is geen steun aan aandeelhouders of werknemers. Ze is een ondoordacht appèl aan vermeende tegenstellingen die steeds meer bedrijven gelukkig achter zich hebben gelaten.

David Vriesendorp, dir. Amnesty International

Gepubliceerd: 27 januari 2004