De transitie naar een circulaire economie is in volle gang. En het recyclen van kunststof is daar een belangrijk onderdeel van. Gerecycled materiaal biedt onmiskenbaar milieuwinst boven primaire fossiele kunststoffen. Toch is er een paradox: het recyclen van kunststof leidt nu tot waardeverlies. Dat wordt vaak over het hoofd gezien.
Hoe dan? Neem verpakkingskunststoffen. Dit verpakkingsmateriaal heeft een korte levensduur, zeker als het wordt gebruikt voor voedsel. De kwaliteit van het gerecyclede materiaal (recyclaat) is echter meestal niet hoog genoeg om opnieuw toe te passen in voedselverpakkingen vanwege de hygiëne-eisen. Uitzonderingen daargelaten zoals statiegeldflessen. Daarom krijgen deze materialen vaak een bestemming in andere sectoren, zoals de bouw, automotive, huishoudelijke apparaten of in non-food- of transportverpakkingen. Omdat de voedselverpakkingsindustrie zo eenvoudig haar recyclaat kwijt kan en andere sectoren zo eenvoudig aan gerecycled materiaal kunnen komen, wordt het voor iedereen minder urgent om te ontwerpen voor recycling. En het kan niet anders dan dat dit resulteert in waardeverlies.
Dubbel waardeverlies
Dit patroon moet en zal in de toekomst doorbroken worden, alleen al omdat de Europese wetgeving steeds strengere eisen stelt. Denk aan de Packaging en Packaging Waste Regulation, de Single Use Plastic Directive en de Ecodesign for Sustainable Product Regulation. Voor zowel verpakkingen als producten wil Europa meer closed loops. Een materiaal dat eerst voedselveilig was, toepassen in de infrastructuur of bouw is zonde. Want door additieven toe te voegen die nodig zijn voor infra toepassingen, zoals UV- en impactbestendigheid, doe je juist de voedselveiligheidseigenschappen teniet. Dan ben je dubbel waardeverlies aan het creëren. Niet alleen op materiaalniveau maar ook op systeemniveau.
De paradox gaat nog verder. Als alle verpakkingsplastics in de toekomst weer als verpakkingsplastic worden toegepast, komen andere sectoren zonder toevoer te zitten. Hun materialen zijn vaak veel langer in gebruik en zij beschikken daarom over onvoldoende ‘eigen voorraad’ om aan de toekomstige vraag te voldoen. Daarom moeten naast een langere levensduur, hergebruik, delen, consuminderen en biobased materialen, zowel verpakkingsmaterialen als kunststoffen in andere toepassingen in de kringloop blijven. Zodra je geen fossiel meer wil gebruiken moet je heel goed kijken waar je voldoende toevoer vandaan haalt en kun je niets meer verbranden.
Anders ontwerpen
Om deze paradox te doorbreken, is het in ieder geval belangrijk dat er een prikkel is om producten en materialen te ontwerpen voor recycling (design for recycling). Dit betekent ook dat het recyclaat weer kan worden toegepast in de oorspronkelijke toepassing (design from recycling).
Om te kunnen ontwerpen met recyclaat moet de inzamel- en recycle-infrastructuur worden aangepast. Door ze bijvoorbeeld in te richten op monostromen of door als producent eigenaar te blijven van producten of materialen. In het huidige systeem worden juist allerlei stromen gecombineerd om het recyclaat specifieke eigenschappen te geven voor een nieuwe toepassing. Die aanpassingen vergen investeringen in het hele systeem, van inzameling tot verwerking.
Goede kant opduwen
Tot slot moet de wetgeving niet de verkeerde kant opduwen. Hoewel Europese Food Safety regelgeving de veiligheid van voedselverpakkingen ten goede komt, kan dit resulteren in het recyclen van deze materialen voor andere sectoren. Dat draagt weer bij aan de paradox van waardeverlies.
Kortom, we moeten leren omgaan met paradoxen en tegenstellingen en creatief en stoer zijn in het vinden van oplossingen. Design for/from recycling is de sleutel voor de transitie naar een circulaire economie waarin materialen keer op keer efficiënt worden gebruikt én tegelijk hun waarde behouden.
Ingeborg Gort,