Ronald Jeurissen is filosoof. Hij houdt zich al vijftien jaar bezig met bedrijfsethiek. ‘Ik ben me gaan verdiepen in sociale contracten. De visies van oude filosofen als Rousseau, Hobbes en tegenwoordig Rawls. Je kijkt naar hoe burgers het met elkaar op een akkoordje gooien. Je stelt je vragen als ”hoe kan een burgerlijke samenleving werken?” Je komt dan uit bij regels en een overheid. Maar ook bij eigen voordeel en eigen ethiek. We zijn allemaal beter af als we ons aan een aantal regels houden en onze ”wilde vrijheid” inperken. Maar je aan die regels houden, ook als dat een keer slecht uitkomt, dat is ethiek.
De christelijke moraal dat ethiek pijn moet doen, heeft de ontwikkeling van de bedrijfsethiek lange tijd in de weg gestaan. Nog steeds krijg ik kritische vragen van mijn studenten over bedrijven als Shell en de Body Shop en de manier waarop deze ondernemingen zich een maatschappelijke verantwoordelijkheid aanmeten. De vraag is steevast of dat ”niet allemaal gewoon marketing is”. Mijn antwoord is dan: des te beter toch als eigenbelang de ethiek komt versterken? Zulke bedrijven hebben er trouwens zelf het grootste belang bij om moreel niet door de mand te vallen. Wie met ethiek omgaat, raakt er zelf mee besmet, is mijn ervaring. Natuurlijk geldt niet voor elk bedrijf dat zijn eigenbelang samenvalt met het wereldbelang. Maar bedrijven moeten zelf werken aan voorwaarden in deze wereld om te kunnen blijven groeien en omdat de wereldburgers van deze tijd dat van hen verwachten.’
De term ‘corporate citizenship’ ofwel bedrijfsburgerschap is niet nieuw. Deze duikt al op in de eerste discussies over maatschappelijk verantwoord ondernemen . Jeurissen constateert in zijn oratie dat ‘van verschillende kanten nu geopperd wordt dat corporate citizenship de opvolger wordt van maatschappelijk verantwoord ondernemen ‘. Hij vindt dat toch te veel eer, omdat verantwoord ondernemen nog lang niet klaar is om opgevolgd te worden. Wel geeft deze nieuwe bijdrage in de discussie over de bredere verantwoordelijkheid van bedrijven aan dat de vernieuwing van het bedrijfsleven een institutioneel karakter krijgt. De onderneming krijgt een nieuwe maatschappelijke rol, naar voorbeeld van de burger. Dat betekent ook dat de onderneming een nieuw zelfbeeld krijgt onder druk van de samenleving. ‘Tenminste’, zo zegt Jeurissen, ‘dat is wel wat de term corporate citizenship suggereert.’
En daarmee is Jeurissen weer terug bij de oorsprong van zijn gedachtegoed, alleen is burgerschap nu een metafoor voor een bedrijf geworden. ‘Burgerschap is een dragende institutie in de liberaal-democratische samenleving. De burger is als het ware de microkosmos van de republiek. Burgerschap is het verantwoordelijke bestaan als een actief lid van de politieke gemeenschap, dat in zijn houdingen en gedrag gericht is op de continuïteit van de liberale samenleving. Naarmate ondernemingen een belangrijke sturende rol in de samenleving gaan spelen, wordt de vraag urgent hoe zij zich inzetten voor de continuïteit van de liberaal-democratische samenleving. Dat is de vraag naar corporate citizenship.’ En omdat door de mondialisering de burgers wereldburgers zijn geworden, geldt dat ook voor bedrijven.
‘De hele discussie over verantwoord ondernemen is natuurlijk begonnen met de niet-gouvernementele organisaties in de jaren zestig. De Outspan-sinaasappels die geboycot werden, de koffie uit Angola, Zuid-Afrika en de apartheid. Het is niet voor niets dat bedrijven als Shell enUnilever al in die jaren een gedragscode opstelden hoe de bedrijfsdochters en de werknemers zich moesten gedragen. De burgers hadden het initiatief. Zij spreken bedrijven aan op hun verantwoordelijkheid. Er wordt veel van bedrijven verwacht. Ik vind het wel griezelig. We zijn in deze onzekere tijden met zijn allen soms te veel op zoek naar de verlossende Messias. Dat is een onderneming zeker niet. Anderzijds lijken ondernemingen tegenwoordig erg op Sjors uit de reclame van Cup-a-Soup: ze willen zo graag dat iedereen van ze houdt.’
Jeurissen vraagt zich ook af waarom overheden zo inert zijn. ‘Waarom grijpen overheden de uitdagingen niet aan? Bedrijven gaan nu juist veel creatiever en fantasierijker met de wereldproblemen om. In dat opzicht lijken ondernemingen, althans sommige die met hunbedrijfsburgerschap vooroplopen, de competentere burgers van deze wereld te zijn. Competenter dan overheden en de gewone burgers.’
Jeurissen verklaart dat uit de meer zakelijke manier waarop ondernemingen naar de wereld kijken. ‘Er is voor hen blijkbaar veel te halen. Bijvoorbeeld ondernemingen die zich inzetten voor bestrijding van de armoede. Zij zien kansen om nieuwe markten aan te boren. En daar is dus niets mis mee.’
Jeurissen benadrukt dat ondernemingen hun eigen verantwoordelijkheid hebben. In zijn oratie haalt hij Peter Drucker aan die in de jaren tachtig zei dat ‘de juiste maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven is om van een sociaal probleem een economische uitdaging te maken’.
‘Ethiek wordt steeds meer ontdekt als eigenbelang. Om dat goed te managen’, aldus Jeurissen, ‘moeten bedrijven adequate sturingsinstrumenten ontwikkelen, zoals stevig verankerde ondernemingswaarden, een open dialoog met de omgeving, een strakke compliance waar nodig en een goede diagnostiek om te weten waar de onderneming staat op de weg naar duurzaamheid.’
De huidige beurscrisis is, volgens Jeurissen, ook een zegen. ‘Hierdoor neemt de obsessie voor de aandeelhouderswaarde af. Die obsessie heeft lange tijd de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoord ondernemingsbeleid in de weg gestaan. De focus op kwartaalcijfers is op termijn slecht voor bedrijven en slecht voor de samenleving. Bedrijven die geregeerd worden door de beurskoers zijn eerder geneigd mensen te ontslaan, dan gaat de aandelenkoers omhoog. Maar een reorganisatie vernietigt menselijk kapitaal: kennis, loyaliteit. Voor duurzame groei is een visie op de lange termijn en een brede visie nodig. De voorwaarden voor duurzame groei liggen immers voor een groot deel buiten het bedrijf. Is er nog natuurkapitaal voor de toekomst? Hoe kunnen we de armoede in de wereld bestrijden? Hollen we het sociaal kapitaal niet uit? Voor ondernemingen staan hier grote belangen op het spel. Maar om die belangen te beschermen moet er ook een aantal spelregels in acht worden genomen. Willen ondernemingen emanciperen tot werkelijke burgers van de wereldsamenleving, dan moeten ze handelen uit voorzorg. Ze moeten zich voortdurend afvragen ”hoe kunnen wij de risico’s voor de samenleving voorkomen?”. Ondernemingen moet ook voortdurend in gesprek blijven met andere betrokkenen, dus de overheid en maatschappelijke organisaties, zich afvragen hoe de maatschappelijke rolverdeling moet zijn. Wat kunnen bedrijven doen en wat doen de andere partijen? Dit alles moet plaatsvinden binnen adequate juridische kaders. Waar kunnen overheden het burgerschap steunen met goede en strenge regels?’
Dat veel ondernemingen enthousiast zijn geworden voor corporate citizenship geeft volgens Jeurissen nog niet zonder meer hoop voor de toekomst. ‘De externe condities voor corporate citizenship beginnen momenteel te knellen: overheden die te weinig sturing geven aan duurzaamheid en burgers die, mede door het uitblijven van perspectieven en resultaten, hun belangstelling voor duurzaamheid dreigen te verliezen. Door de bezuinigings-en privatiseringsslagen van de laatste decennia hebben overheden het initiatief in de samenleving voor een deel uit handen gegeven en burgers hebben hierop gereageerd door de politiek irrelevant te gaan vinden. Dat is slecht voor de samenleving.’
Al in 1840 constateerde de filosoof Alexis de Tocqueville dat burgers niet per definitie geneigd zijn om ‘de eigen begeerten de baas te blijven’. ‘Volledig in beslag genomen door de zorg er zelf beter van te worden, verliezen ze het zicht op de nauwe band die ieders persoonlijk welzijn verbindt met de welvaart van het geheel.’ In zijn oratie schrijft de toekomstige hoogleraar bedrijfsethiek dat een ondernemer zichzelf graag als een vrije man of vrouw ziet. Onder burgelijke condities kan die vrijheid slechts verwerkelijkt worden door de bemiddeling van eigenbelang met belangen van anderen. Dat geldt ook voor de overheid en de burgers. Iedereen draagt verantwoordelijkheid voor een duurzame samenleving. Jeurissen pleit daarom, met zijn voorganger Van Luijk, voor een nieuw maatschappelijk debat over de inrichting van de verantwoordelijke samenleving. ‘Bedrijven moeten hieraan deelnemen en zeggen welke verantwoordelijkheid ze wel willen dragen en welke niet en wat ze verwachten van anderen. Voormalige bestuursvoorzitter van Shell Mark Moody-Stuart zei al dat elke onderneming haar eigenbelang kan nastreven en toch een verrukking voor de maatschappij zijn. Dat is voor mij corporate citizenship.’
Marleen Janssen Groesbeek