De Nederlandse fiscale wetgeving kent meerdere hiaten bij het beprijzen van de milieuschade die bij de productie van goederen ontstaat. Ongeveer 55% van het gebruik van fossiele energie wordt nu niet belast. Ook wordt de belasting te laat ingezet. De nadruk ligt nu op de consument, terwijl het effectiever zou zijn om in een eerder stadium van het productieproces groene belastingen te heffen. Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving in het rapport Fiscale vergroening: belastingverschuiving van arbeid naar grondstoffen, materialen en afval.
Deze studie verkent de mogelijkheden voor het heffen van belastingen op grondstoffen en materialen, en sluit aan bij de discussie over een belastingherziening en de verschuiving van de belastinggrondslag van arbeid naar consumptie en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat er reden tot belasten is als er sprake is van negatieve maatschappelijke effecten die niet in de prijs van het product worden verdisconteerd. Een effectieve beprijzing van milieuschade is bovendien onmisbaar in de beoogde transitie naar een economie zonder fossiele energie.
Grootste milieuschade komt uit de verwerking van grondstoffen, niet de winning
In deze studie is nagegaan waar in de keten van grondstof tot afval het beste belasting kan worden geheven om milieuschade beter in de prijzen tot uitdrukking te brengen. Het gaat hierbij met name om milieuschade als gevolg van broeikasgassen en van luchtverontreinigende emissies zoals fijnstof en stikstofoxiden. Uit de berekeningen blijkt dat het belangrijkste deel van de milieuschade in Nederland plaatsvindt bij de productie van materialen (zoals aluminium, ijzer, plastics en kunstmest) en halffabricaten (zoals staal en auto-onderdelen), grofweg de basisindustrie. Het betreft hier dus de verwerking van grondstoffen, en niet de winning daarvan. Deze jaarlijkse milieuschade bedraagt om en nabij de 7 miljard euro. Dit is dan ook de meest geëigende plaats in de productieketen om belasting op grondstoffen te heffen.
Milieuschade door gebruik fossiele brandstof als grondstof onvoldoende belast
De milieuschade die binnen de verwerking in de basisindustrie ontstaat is niet alleen gerelateerd aan de uitstoot bij het verbranden van fossiele brandstof,maar ook aan het gebruik van fossiele energiedragers als grondstof (zoals olieproducten voor de productie van plastics). En ook daar schiet de huidige fiscale wetgeving tekort. Maar liefst 55% van het totale gebruik van energie wordt niet belast. Dat geldt met name voor het gebruik van fossiele energiedragers als grondstof, maar ook voor de inzet van elektriciteit in de basisindustrie.
Groene belastingen op productie in plaats van consumptie is effectiever
In het huidige fiscaal stelsel ligt de nadruk in het beprijzen van milieuschade sterk op de consumptie of het eindverbruik. Deze studie laat zien dat de potentie van fiscale instrumenten om milieuschade te reduceren vooral groot is in de productiefase. En ook blijkt de milieuschade in deze fase vooral samen te hangen met de inzet van fossiele energie, niet alleen voor verbranding maar ook voor gebruik als grondstof. Het is daarom effectief om groene belastingen in een vroeg stadium in de keten in te zetten, en met name te richten op het gebruik van fossiele energie. Fiscale vergroening kan op die plek het beste prikkelen om schoner te produceren. Belasting heffen bij eindverbruikers en consumenten is minder effectief.
Belangrijkste aanbevelingen op een rij
1. Groene belastingen zijn essentieel om de milieuschade beter in de afwegingen van producenten en consumenten mee te laten nemen en moeten daarom een integraal onderdeel zijn van het belastingstelsel.
2. De milieuschade die bij de grondstofwinning ontstaat is in Nederland zeer beperkt en biedt weinig aanknopingspunten voor een effectieve belastinggrondslag. Het tegenovergestelde geldt voor de grondstoffenverwerking.
3. Groene belastingen kunnen het beste gericht worden op de productiefase waar de milieuschade ontstaat. Belastingen op de consumptie zijn veel minder effectief dan belastingen op productie.
4. Een brede maar goed vormgegeven afvalstoffenheffing, dus op zowel het storten als het verbranden, vormt een onmisbaar sluitstuk in de beprijzing van milieuschade.
5. Beprijzing zou niet alleen gericht moeten zijn op de verbranding van (fossiele) energiedragers, maar ook op de verwerking als grondstof. Dit kan ten dele al door het afschaffen van een aantal vrijstellingen in de bestaande Energiebelasting.
6. De extra kosten van deze groene belastingen voor de industrie kunnen worden gecompenseerd door verlaging van andere belastingen of het verlenen van subsidies.