De eerste drie maanden van 2025 groeide de productie van hernieuwbare energie 9 procent. De zonnige maand maart, een grotere bijdrage van warmtepompen, het bijstoken van biomassa en een andere rekenmethode voor bio-olie zorgden voor deze plus. Dit blijkt uit de kwartaalcijfers van Energieopwek.nl.
Van de wind moest de opwek het niet hebben. In vergelijking met het eerste kwartaal vorig jaar kwam de productie 25 procent lager uit. Vorig jaar waaide het aanmerkelijk meer. De bescheiden groei aan opgesteld vermogen op zee op land kon de windluwte niet compenseren.
Zonnig maart leidt tot afschakelen
De opbrengst uit zonnepanelen groeide echter wel flink. Die produceerden 70 procent meer. Met name in maart zorgden die voor een flinke hogere productie. Ook groeide het opgesteld vermogen aan zonnepanelen, hoewel minder snel dan in voorgaande jaren.
De pieken waren al in maart soms zo hoog dat er in de middag ook op werkdagen negatieve stroomprijzen ontstonden en er veel opwekcapaciteit werd afgeschakeld. Daardoor werd dit kwartaal circa 1,5 petajoule (0,4 TWh) minder opwekt dat mogelijk was geweest als de volledige capaciteit zou worden benut. Ter illustratie, dat is het totale stroomverbruik in een heel jaar van 140.000 huishoudens.
Weergave hoeveelheid zonne-energie, energie door wind op zee, door wind op land en door warmtepompen in het eerste kwartaal van 2025.
Virtuele elektrolyser blijft gelijk
Omdat het niet zoveel waaide, bleef de totaal afgeschakelde windcapaciteit ongeveer gelijk met het eerste kwartaal vorig jaar. De virtuele elektrolyser van ENTRANCE kon 222 uur draaien dit kwartaal, zoals in onderstaande grafiek te zien is.
Grafiek groene waterstofproductie:
Cumulatief aantal uren per jaar dat groene waterstofproductie commercieel atractief is (marginale kosten, day-ahead prijzen). Criterium: groene waterstof is qua marginale kosten goedkoper dan grijze en blauwe. In het eerste kwartaal van 2025 ligt het aantal uren dat groene waterstofproductie commercieel interessant was al iets hoger dan in voorgaande jaren. In 2020 was over het hele jaar genomen 526 uren (6%), in 2021 zo’n 611 uren (7%), in 2022 ongeveer 818 uren (9%), in 2023 waren dat 1137 uren (13%) en in 2024 al 1513 uren (17%). De aannamen hierbij: variabel CCS tarief van 40 euro/ton CO2, rendement H2-productie 70% (alle technieken) en grijze waterstof inclusief CO2-kosten van ETS)
Bijdrage warmtepompen groeit
De bijdrage uit warmtepompen groeide flink. De productie kwam 20 procent hoger uit. Dat had twee redenen. Er staan meer pompen en het kwartaal was iets kouder dan vorig jaar. Omdat warmtepompen vooral in goed geïsoleerde huizen staan, was de absolute bijdrage aan de productie met 2 petajoule bescheiden. Ter illustratie: 2 petajoule komt qua energie overeen met 60 miljoen m3 aardgas.
Biomassa was ook een belangrijke bron voor de hernieuwbare productie met een plus van 20 procent. Er werd meer bijgestookt in de kolencentrales. Dat had meerdere redenen. Door het tekort aan wind moesten de centrales bijspringen. Ook werd er flink meer stroom geëxporteerd. Ook draait de Amercentrale nu volledig op biomassa.
In de berekening van hernieuwbare bio-olie wordt vanaf dit jaar ook de biobrandstof meegeteld die wordt gebruikt in de internationale scheepvaart. Omdat Nederland veel scheepvaart heeft, is leverde deze nieuwe rekenmethode het eerste kwartaal voor Nederland een verdubbeling op naar zo’n 6 petajoule hernieuwbare bio-olie. Het Planbureau van de leefomgeving verwacht op jaarbasis een ruime verdubbeling naar ruim 60 PJ.
Gelijk percentage hernieuwbare stroom
Het aandeel van groene stroom was de eerste drie maanden zo goed als gelijk aan het eerste kwartaal vorig jaar. De teller bleef steken op 48,5 procent. Vorig jaar was dat 48,2. Zonder afschakelen had het aandeel op 50 procent kunnen uitkomen. De zon was de belangrijkste leverancier van groene stroom, gevolgd door wind op land.
Grafiek hernieuwbare electriciteit:
In kwartaal één van 2025 was 48,5% van alle electriciteit hernieuwbaar (met aftrek effect van circa 1,5% punt vanwege afschakelen zonPV en wind op land), tegen 48,2% in het eerste kwartaal van 2024, niet genormaliseerd.
aandeel zonPV: 15,8%
aandeel wind op land: 12,7%
aandeel wind op zee: 11,5%
aandeel biomassa: 8,3%
aandeel waterkracht: 0,1%
aandeel conventioneel (gas, kolen, wkk, hoogovengas, restafval en kernenergie): 51,5%
LET OP: Energie en stroom verschillen
Hernieuwbare stroom is slechts een deel van de totale hernieuwbare energie. Het finale energiegebruik in Nederland bestaat uit drie onderdelen; warmte, 55 procent (vooral gebouwen en industrie), transport, 25 procent (vooral wegverkeer en vliegverkeer) en stroomverbruik, 20 procent.
Door electrificatie van de industrie, vervoer, koken en verwarmen zal het aandeel electriciteit groeien. Het PBL berekent dat dit in 2030 ongeveer uitkomt op 24 procent van het finale gebruik.