Een Europees onderzoek door ProVeg International in samenwerking met Innova Market Insights, de Universiteit van Kopenhagen en de Universiteit Gent als onderdeel van het Smart Protein-project, laat over het hele continent een significante verschuiving zien naar plantaardig eten. Voor het onderzoek werden meer dan 7.500 consumenten in 10 landen ondervraagd. Nederlanders blijken weer voorop te lopen als het gaat om hun interesse in vlees minderen en plantaardig eten.
De hoofdconclusies van het rapport:
- Bijna de helft van de Europese consumenten (46%) verklaarde dat ze hun vleesconsumptie in het afgelopen jaar hebben verminderd.
- Iets minder dan 40% van de Europese consumenten is van plan minder vlees te consumeren in de komende zes maanden.
- Ongeveer 30% van de consumenten geeft aan van plan te zijn hun zuivelconsumptie te verminderen.
- Bijna 30% van de Europeanen zegt van te plan zijn aanzienlijk meer plantaardige zuivel- en vleesproducten te consumeren.
Minste vleeseters en meeste flexitariërs in Nederland
Nederland heeft van de onderzochte landen het hoogste percentage zelfverklaarde flexitariërs: 42%. Gemiddeld genomen ligt dat percentage in andere landen op 30%. Daarnaast volgt 7% van de Nederlanders een vegetarisch (5%) of veganistisch dieet (2%). Alleen Duitsland (9%) en het Verenigd Koninkrijk (9%) hadden een hoger percentage vega´s.
Nederland telt daarmee ook het laagste percentage consumenten dat zichzelf als ‘vleeseters’ omschrijft: 48%. Het Europese gemiddelde ligt op 61% en het hoogste percentage werd gemeten in Polen (68%).
De hoge positie van Nederland is niet heel verrassend: eerder marktonderzoek van Smart Protein liet ook al zien dat Nederlanders per persoon de meeste vleesvervangers eten in Europa. Volgens Veerle Vrindts, directeur van ProVeg Nederland, moeten we wel oppassen dat we niet zelfvoldaan worden: “We eten in Nederland nog altijd veel te veel vlees. Dit onderzoek laat vooral zien dat de wens om minder vlees te eten hier echt goed is doorgedrongen. We vinden ook van onszelf dat we het al vrij goed doen, maar als je naar de consumptiecijfers kijkt is het de vraag of dat ook zo is. Onze goede intenties leiden niet automatisch tot ander eetgedrag.”
Ze heeft ook een tip: “Wat helpt is om jezelf een concreet doel te stellen, bijvoorbeeld voor een vleesloze maand, en je dan daaraan te houden. Dat lukt nog makkelijker als je het samen met iemand anders doet, of je inschrijft voor een programma zoals de Veggie Challenge.”
Plantaardige producten blijvend populair
Plantaardige alternatieven voor vlees en zuivel vinden in elk geval gretig aftrek. Eén op de drie Nederlanders (32%) gebruikt ten minste één keer per week plantaardige melk, 9% zelfs dagelijks of meerdere keren per dag. Ook plantaardig vlees (31% minstens één keer per week), en plantaardige yoghurt (27% minstens één keer per week) worden veel geconsumeerd . De meest geconsumeerde vleesvervangers zijn plantaardig ‘rundvlees’, gevolgd door plantaardige ‘kip’, ‘varkensvlees’ en ‘vis’.
Volgens Vrindts bewijzen deze resultaten dat plantaardig eten voor veel mensen geen voorbijgaande hype is: “De cijfers laten zien dat plantaardige producten voor veel mensen onderdeel zijn geworden van het dagelijks leven. Mensen kopen niet alleen plantaardig vlees of plantaardige melk omdat vrienden het eten of om het een keer uit te proberen, maar integreren het in hun eigen voedselroutines.”
Prijs belangrijkste obstakel
De belangrijkste reden om niet nog méér plantaardige producten te eten is, met grote afstand, de prijs. Meer dan de helft van de ondervraagden (55%) vindt plantaardige producten te duur. Tegelijk vindt overigens ook 44% van de ondervraagden juist dat vlees te duur is om elke dag te eten. Nederlanders bleken bovendien minder dan andere Europeanen bereid om meer te betalen voor plantaardig vlees dan voor dierlijk vlees. Toch gaf 20% van de Nederlanders aan hier juist wél (of zelfs zeer) toe bereid te zijn, en 30% was hier ‘met mate’ toe bereid. De bereidheid was het grootst in Duitsland, Spanje en Roemenië.
Vrindts legt uit: “De relatief hoge prijzen van vlees- en zuivelvervangers zijn deels het gevolg van de ontwikkelfase waarin de markt zich bevindt. Producenten investeren veel geld in uitbreiding en ontwikkeling van innovatieve nieuwe producten. Ze hebben nu nog niet de schaalvoordelen die de vleesindustrie heeft. ” Maar ze wijst ook een vinger naar de supermarkten: “Die houden de prijzen hoog door flinke marges te vragen op plantaardige producten, terwijl de dierlijke producten juist tegen stuntprijzen worden verkocht. Zo laat je makers en kopers van plantaardige producten eigenlijk de vleesproducten subsidiëren en dat is niet eerlijk. Supermarkten hebben een verantwoordelijkheid om duurzame en gezonde keuzes te stimuleren, niet alleen door aantrekkelijke alternatieven aan te bieden maar ook door eerlijk prijsbeleid.”
Andere veel genoemde barrières voor het eten van plantaardige producten zijn onvoldoende keuze (vooral buiten de deur), dat plantaardige producten niet goed genoeg smaken of dat partners of familieleden geen plantaardige producten willen eten.