Is dit het kantoor van de toekomst? De deurmat bij de ingang is gemaakt van gebruikte autobanden, de vloer in de hal van Nederlands riviergrind. Achter de FSC-houten kozijnen met daarin driedubbel glas werken de medewerkers op gerecyclede vloerbedekking. Ze worden warm gehouden door de klimaatmatten die achter het leem aan de wand en het plafond zijn gemetseld. De matten, een stelsel van kleine waterbuisjes, vangen warmte op van de draaiende computers én van het personeel. Op het dak staan zonnepanelen en buiten bromt tijdens koude winterdagen in een schuurtje naast het pand een verwarmingsinstallatie die draait op lijnzaadolie. Een kantoor als een Afrikaanse hut. Het leem koelt het gebouw overdag en houdt de warmte in de winter vast.
Het eerste CO2-emissievrije kantoor ter wereld, van – hoe kan het ook anders – het Wereld Natuur Fonds – oogt heel stijlvol en modern. Zitten er echt geen nadelen aan? Barbera van der Hoek, hoofd klimaatprogramma van het Wereld Natuur Fonds (WNF), glimt. En refererend aan de blossen op haar wangen: ‘Nee hoor, kijk maar hoe gezond ik eruitzie.’ We zitten op het buitenterras naast het kantoor tijdens een zonnige morgen. Het gespreksonderwerp is minder zonnig: het broeikaseffect en de rol van bedrijven daarin. Hoe klimaatneutraal zijn Nederlandse bedrijven en wat kunnen ze doen? En hoe doelmatig is het planten van bomen om de CO2-uitstoot te compenseren? Een verschijnsel waar na consumenten nu ook bedrijven de laatste tijd massaal voor lijken te vallen. Zomaar een greep: Greenlease (autolease), GreenSeat (vliegreizen), Co2mpensatiePolis (autoverzekering), KlimaatNeutraal autorijden.
Een hype, oordeelt Van der Hoek. Bedrijven willen laten zien dat ze goed bezig zijn. Ze begrijpt het wel. Een boom spreekt aan, er kan een aap in wonen. Maar het is niet de oplossing van het Wereld Natuur Fonds: te kortzichtig.
Schijnoplossing?
Hoe werkt CO2-compensatie? Consumenten en bedrijven zorgen dagelijks, door bijvoorbeeld reizen of het fabriceren van producten, voor een bepaalde CO2-uitstoot. Hoe meer fossiele brandstof (zoals aardolie, aardgas, steenkool) verbruikt wordt, des te hoger de CO2-uitstoot. Ook het gebruik van elektriciteit zorgt voor CO2-uitstoot, de meeste stroom wordt immers nog gemaakt in elektriciteitscentrales die draaien op steenkool. Het idee van CO2-compensatie is om zo veel bomen te planten dat de uitstoot door de CO2-opname van
de bomen teniet wordt gedaan. Een voorbeeld: een retour Amsterdam-Athene zorgt voor bijvoorbeeld 1,25 ton CO2-uitstoot. Door het planten van zeven bomen kan de uitstoot gecompenseerd worden.
En de kosten daarvan? ‘Door bijbetaling van 17 euro wordt een retour Amsterdam-Athene klimaatneutraal’, zegt Sjaak de Ligt, directeur van stichting Trees for Travel, die ervoor zorgt dat de bomen geplant worden. Sinds een paar weken kan ook klimaatneutraal gevlogen worden ‘zonder’ bijbetaling, door te boeken via de reissite Visitopia. Als klanten via Trees for Travel bij Visitopia binnenkomen, wordt alle winst op de gemaakte boeking doorgesluisd naar Trees for Travel.
Ook bij de KlimaatNeutraal Groep kunnen consumenten en bedrijven terecht om hun geweten te schonen. Vooral na An inconvenient truth, de film van Al Gore, groeit de aanwas van nieuwe bedrijven die iets willen doen, zegt directeur Denis Slieker. Meer dan tweehonderd bedrijven hebben zich inmiddels gemeld. ‘Dat varieert van de bakker op de hoek tot grote bedrijven als ING .’
De nieuw te planten bomen komen meestal in het buitenland terecht, maar soms ook in Nederland. KlimaatNeutraal Groep heeft bijvoorbeeld 25 bosprojecten in Nederland, waaronder een bij het Leeuwarder bos. Maar, legt Denis Slieker uit, bosbouwprojecten opzetten in Nederland ligt minder voor de hand. ‘Er is weinig ruimte en je hebt te maken met bestemmingsplannen, waardoor het aanleggen van een bos lang kan duren. In het buitenland is er bovendien veel meer ruimte en kun je profiteren van schaalvoordelen. Daardoor is het betaalbaarder.’
Maar het Wereld Natuur Fonds maakt bezwaar. ‘We zij het Wereld Natuur Fonds, we kunnen natuurlijk niet tegen bomen zijn’, zegt Barbera van der Hoek. ‘En compenseren is natuurlijk beter dan niets doen; bomen nemen CO2 op. Maar wat werkelijk de effecten zijn van boomaanplant is vaak niet duidelijk. Welke soorten ga je namelijk planten? Zorg je niet voor een monocultuur waarbij je kilometers lang dezelfde bomen laat groeien? Hoe lang laat je die bomen staan? Als je ze binnen tien jaar kapt, komt alsnog alle CO2 vrij. Niet voor niets zijn er nog nauwelijks afspraken over het kappen en aanplanten van bomen gemaakt in het Kyoto-protocol. Dat gaat overigens wel gebeuren, maar het zal een hoop wetenschappelijk onderzoek vergen om te bepalen wat de huidige status van de bossen is en hoeveel CO2 deze bevatten. Het is nog een “shaky” wetenschap.’
Gold Standard
Het WNF investeert daarom liever in 100 procent duurzame energie. Motto: voorkomen is beter dan genezen. Als je zorgt dat er minder CO2 in de lucht komt, hoef je het er ook niet uit te halen. Het goede doel heeft hiervoor het Gold Standard-keurmerk opgericht. Projecten met dit keurmerk richten zich op het genereren van duurzame energie (zon, wind, water, biomassa) in vooral ontwikkelingslanden. Dat is écht schoon en draagt ook bij aan duurzame ontwikkeling, zegt Van der Hoek. Zo is er een biogasproject in Azië, zijn er zonneprojecten in Afrika en windparkprojecten in Nieuw-Zeeland. De meest hoogwaardige vorm van compensatie, beweert het WNF.
Ook Gerard Keijzers, hoogleraar duurzaam ondernemen aan Nyenrode Universiteit, is niet enthousiast over compensatie. ‘Bomen planten is zeker sympathiek en een goed instrument om bewustwording te bevorderen, maar daar houdt het ook helemaal mee op. Compensatie leidt de aandacht af van waar het echt om zou moeten gaan, namelijk de technologische revolutie die moet zorgen voor energiebesparing die nodig is.’
Want de lat van de Nederlandse regering ligt heel hoog, vindt ook hij. In Nederland moet in 2020 de CO2-uitstoot met 30 procent gedaald zijn ten opzichte van 1990. Ook moet de energie-efficiëntie met twee procent per jaar toenemen en mikt de regering op 20 procent duurzame energie in 2020. ‘Dat vereist een gigantische technologische revolutie.’ Volgens Keijzers is veel technologie al beschikbaar, in alle sectoren van de economie. ‘De terugverdientijd van dit soort technologieën, zoals warmtepompen en nieuwe isolatiematerialen, is aantrekkelijk, vaak slechts twee tot vijf jaar. Het debat en de nieuwe beleidsinstrumenten zouden zich moeten richten op het investeren en het invoeren van dit soort technologieën’, maant hij.
Denis Slieker van KlimaatNeutraal Groep begrijpt de kritiek, maar wijst ook op de ontbossing. ‘De ontbossing zorgt op dit moment voor 35 procent van de CO2-uitstoot. Door bomen aan te planten zorg je ervoor het evenwicht in de atmosfeer te herstellen.’ Slieker benadrukt dat de KlimaatNeutraal groep ook investeert in duurzame energie. ‘Iedereen kent ons misschien van de bomen, maar we investeren maximaal 50 procent in bomen, en minimaal 50 procent in duurzame energie.’ Voor ING (ING Car Lease) heeft de KlimaatNeutraal Groep bijvoorbeeld projecten met biomassa in Brazilië opgezet en in Zuid-Afrika worden voor huishoudens zonnepanelen gebouwd. Ook Trees for Travel investeert in duurzame energie. Maar bomen spreken misschien meer tot de verbeelding, weet De Ligt van Trees for Travel. ‘De drempel om iets te doen voor het klimaat wordt lager. Mensen hebben iets met bomen.’
‘Niets negatiefs over bomen, maar bomen en klimaat is een lastig verhaal’, zegt Daan Dijk, adjunct-directeur Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen bij de Rabobank. Hij kiest liever voor een permanente oplossing. Beginnend met het vermijden van energieverbruik. En het zuiniger omgaan met energie door nieuwe technologieën. Daarna met het vergroenen van energiebronnen. En pas als laatste komt het compensatieverhaal, zegt Dijk.
De bank investeert daarom bij voorkeur in Gold Standard-projecten van het WNF. Via de creditcard van de Rabobank doen kaarthouders automatisch mee. Elke aankoop met de creditcard resulteert in een betaling aan de energieprojecten, gemiddeld bijna 1 procent (0,96 procent om precies te zijn) van het met de creditcard bestede bedrag. Daar blijft het niet bij. De bank betrekt binnenkort een klimaatneutraal hoofdkantoor in Utrecht. En energiezuinige huizenbezitters met een ‘klimaathypotheek’ worden beloond met een lagere rente. Verder gebruikt de bank 100 procent groene stroom, van Windunie, de grootste producent van windenergie in Nederland. Het coöperatieve karakter van de bank is een vruchtbare ondergrond voor duurzaamheid, aldus Dijk. ‘Zowel bij de bank als de leden leeft het besef dat er een samenhang is tussen economie en natuur, en dat er een balans moet zijn tussen geven en nemen, anders schieten we onszelf in de voet.’ Hij haalt Ghandi aan. ‘Die zei: “Wees de verandering die je in de wereld wilt zien.” Waarom zou je dat als bank dan niet doen?’
Geen modeartikel
Ja, waarom niet? Groen doen is bovendien goed voor het imago. Zeker nu het klimaat zo ‘hot’ is. Maar bij de Rabobank is duurzaamheid geen modeartikel om het merk op te poetsen, wil Dijk maar zeggen. ‘We investeren al veel langer in duurzame projecten, al ver voor het Kyoto-protocol getekend was.’ Ook belegt de bank in ‘clean tech’: schone technologieën. En niet meer alleen om groene redenen. Het rendement wordt namelijk steeds beter, zegt Dijk. ‘De volgende Google komt misschien wel uit de energiesector.’
Grote bedrijven als de Rabobank kunnen wat lijden als het gaat om duurzame investeringen, kleine bedrijven meestal niet. Maar dat lijkt het laatste jaar te veranderen. ‘Vroeger was Corporate Social Responsibility alleen iets voor grote bedrijven, maar dat druppelt nu door naar het MKB’, zegt Arjin van As, manager bij Energieprijzen.nl, een initiatief van Ecofys, een onderzoeks- en adviesbureau voor energiebesparing en duurzame energietoepassingen. Vooral kleine bedrijven vragen nu om vergroening van hun energieverbruik. Het heeft met het gunstige economische tij te maken, vermoedt hij. ‘Als het economisch beter gaat, dan is er meer aandacht voor dingen buiten de eigen portemonnee.’ Maar een onderscheid tussen groene stroom (met biomassa) en 100 procent schone stroom (zon, wind, water) maakt het bedrijfsleven nog niet. ‘Men zegt vaak: “Als we kunnen zeggen dat het groen is, dan is het groen genoeg”.’
Het zijn vooral bedrijven die zichtbaar zijn voor consumenten (B2C) die geneigd zijn er aandacht aan te besteden, ziet Hans Grünfeld, directeur van VEMW, de belangenvereniging voor zakelijke grootverbruikers van energie en water. ‘Naar buiten toe wil een bedrijf of merk bekendstaan als milieuvriendelijk. De uitstraling van het merk is belangrijker dan de extra kosten van groene stroom.’ Voor bedrijven in de business-to-businessmarkt (B2B), zoals producenten van halffabrikaten, is de drijfveer om iets te doen minder groot. En bedrijven die 100 procent groene stroom gebruiken zijn ‘redelijk uitzonderlijk’.
Nee, groen zijn de meeste bedrijven niet bepaald, vindt Gerard Keijers. ‘Veel bedrijven zullen moeten leren kijken door de bril van duurzaamheid.’ Hij ziet wel dat steeds meer opdrachtgevers in de bouw de laatste maanden een switch gaan maken. Maar hij ziet vooral ‘een gebrek aan kennis en motivatie en een economische afhankelijkheid van conservatieve ongeïnspireerde, saaie, kostenbeluste opdrachtgevers, zoals gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars’.
Het bouwen van bijvoorbeeld een energiezuinig huis en kantoor is volgens hem tegen een betaalbare extra prijs, vanaf zo’n tienduizend euro, goed mogelijk. ‘Maar niemand in de bouw die zijn nek uitsteekt om dat daadwerkelijk in de markt te gaan zetten. Sterker nog, de gemiddelde installateur weet niets van duurzame energiesystemen en de gemiddelde aannemer weet niets van duurzaam bouwen en wil geen risico’s nemen met onbewezen, nieuwe technologie.’
Ook van de energiebedrijven mag meer initiatief verwacht worden, vindt Barbera van der Hoek. Ze zijn terughoudend bij het leveren van 100 procent schone energie (zon, wind, en waterenergie) aan grote bedrijven. Vanwege de onduidelijke langetermijnvooruitzichten van duurzame energieprojecten doen energiebedrijven nauwelijks
moeite om nieuwe grote zakelijke klanten te werven die voor 100 procent op schone energie willen overgaan. Energiebedrijven zijn beperkt bereid om in nieuwe energieprojecten te investeren als de overheid niet bijspringt, meent ze.
Nuon herkent het beeld dat WNF schetst niet. ‘We investeren juist heel veel in duurzame energie – vorig jaar nog 119 miljoen euro – dat is 10 procent van de totale investeringen’, zegt een woordvoerder. ‘Of het voldoende is weet ik niet, maar we doen in ieder geval een hoop.’ Dat er wel een business case voor investeringen moet zijn, is duidelijk, beaamt de woordvoerder. ‘Wil je daar versnelling in aanbrengen, dan helpt het als de overheid stimuleert.’
Dat vindt ook Essent. Het moet wel betaalbaar blijven, beaamt Helma Kip, manager duurzame energie bij Essent. ‘Je kunt aanloopverliezen nemen, maar wel binnen bepaalde marges, anders zijn we aan het interen.’ De hoop is vooral gevestigd op de overheid. Want wat gebeurt er na 2012, als het Kyoto-protocol afloopt en de daaraan gekoppelde CO2- emissiemarkt? Niemand weet hoe de energieprijzen zich ontwikkelen, aldus Kip: ‘Een langetermijngarantie is daarvoor noodzakelijk.’
Hulp lijkt al onderweg. Een nieuwe subsidieregeling voor duurzame energie – een zogenaamde nieuwe ‘MEP’ – komt eraan. ‘Het is duidelijk dat er een stimulans komt voor duurzame energie’, zegt een woordvoerder van het ministerie van Economische Zaken. ‘Gericht op innovatie, en meer maatwerk.’
Maar zonder aanjaging van de overheid zijn er ook klimaatvriendelijke initiatieven te bespeuren. Gerard Keijzers geeft als voorbeeld transport en logistiek. Die hebben het klimaat ontdekt. ‘Greening of the supply chain’ heet dat in vaktermen. Keijzers: ‘Om een bekertje met yoghurt met bananen te maken, werd vroeger door heel Europa gereden voordat het in de winkel lag. Begrijpelijk, want transport kost bijna niets, 5 procent van de omzet misschien. Niemand die ernaar keek, logistiek was uitgeoptimaliseerd. Maar het was alleen geoptimaliseerd vanuit marketing- en kostenperspectief. Wat telde was: zo veel mogelijk verkopen, en just in time leveren. Vrachtwagens reden desnoods halfvol.’
Als je optimaliseert vanuit duurzaamheidsperspectief in combinatie met het marketing- en kostenpersperctief, dan kom je tot andere afwegingen, meent Keijzers. ‘Een bedrijf zal dan de klant de vraag stellen hoe dringend “dringend” eigenlijk is: mag het product een dagje later geleverd worden omdat dat vanuit milieuperspectief beter is? Zulke vragen worden nu niet aan de klant gesteld. En ook verpakkingsmateriaal zal dan milieuvriendelijk verkleind worden om meer te kunnen vervoeren per rit.’
Maar verwacht niet dat alle producenten zo initiatiefrijk zijn. De industrie heeft normen en prikkels nodig, vindt Van der Hoek van het WNF. Zoals nieuwe auto’s die maximaal 130 gram CO2 per kilometer uitstoten, wat onlangs is afgesproken in EU-verband. Van der Hoek: ‘Als je geen norm stelt, kijken fabrikanten vooral naar de marge die ze kunnen behalen. Een grote, energievretende tv levert meer marge op.’
Ze hoopt op nieuwe technologieën die het duurzame leven vergemakkelijken. Zoals batterijen die langer meegaan, of licht en ventilatie die automatisch aangaan als er mensen zijn, en uitgaan als ze er niet meer zijn, zoals op het kantoor van het Wereld Natuur Fonds. Van gedragsverandering op gebied van energiebesparing verwacht ze weinig goeds. De ‘fossil fuel dependent lifestyle’, oftewel een (conventionele) energieslurpende levensstijl verandert niet van de ene op de andere dag. ‘Als we daarop moeten gaan wachten, dan zijn we nog wel even bezig.’