Sinds de lancering van de Green Deal in 2019 is er veel gebeurd en veranderd in Europa en daarbuiten. Een oorlog op het Europese continent, oplopende spanningen tussen de verschillende machtsblokken en gevolgen van klimaatverandering die steeds zichtbaarder worden. Met de komende Europese verkiezingen is het onzeker of de huidige coalitie van middenpartijen die de Green Deal hebben vormgegeven, de zogenaamde ‘Von der Leyen’ coalitie (christendemocraten, liberalen en sociaaldemocraten), een logische meerderheid blijft vormen. Kortom, de vraag die gesteld kan worden is: Wat er gaat gebeuren met de filosofie van de Green Deal?
De Green Deal inclusief de Farm to Fork strategie, heeft als doel om toe te bewegen naar een duurzaam voedselsysteem met een positieve bijdragen aan biodiversiteit, klimaatverandering en de algehele klimaatvoetafdruk van het systeem. Belangrijke pijlers zijn hierin de Natuurherstelwet, de verordening inzake het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en een Bodemmonitoringswet. Stuk voor stuk dossiers waarvan openlijk de vraag gesteld kan worden hoe succesvol deze geïmplementeerd zijn/worden in de filosofie van de gehele Farm to Fork strategie.
In de jaarlijkse ‘State of the Union’ toespraak van de Europese Commissievoorzitter Von der Leyen gaf zij aan te willen werken aan “a strategic dialogue with the farming community to ensure that the implementation of the transition is done in a fair, smart and inclusive way.” De oorspronkelijke filosofie van de Green Deal wordt niet prominent genoemd in de speech. Dit lijkt misschien een detail in het grote geheel maar voor mij laat het zien dat er wel degelijk een verschuiving in de strategie en uitgangspositie heeft plaats gevonden. In plaats van de logica dat ambitieuze richtlijnen binnen de Unie automatisch leiden tot gelijke, eerlijke en duurzame ontwikkelingen op de langere termijn wordt nu veel meer ingezet op de balans tussen ecologie en economie. Daarnaast is het een geheel nieuwe benadering om stakeholders te betrekken in het Europese beleidsprocessen. Waar de Europese Commissie eerst voorstellen deed en het pas na publiceren mogelijk werd om op te reageren, willen ze nu in samenwerking met het brede middenveld werken aan oplossingen en bijbehorend beleid.
De bovenstaande wetsvoorstellen en richtlijnen hebben de discussies in de politieke arena op scherp gezet. Het debat is sterk gepolariseerd met weinig ruimte voor genuanceerde posities en het lijkt soms of men enkel vóór of tegen natuur en klimaat kan zijn, ambitieuze maatregelen of met de hakken in het zand. Onterecht in mijn ogen, de oplossing kan namelijk (zoals vaak) gevonden worden in het midden. De ‘Emission reduction Act’ met bijbehorende ‘Emission Trade System’ en ‘Carbon Border Ajdustment Mechanism’ zijn daar een mooi voorbeeld van. De overheid stelt grenzen en ambitieuze doelen voor CO2 uitstoot en creëert een mechanisme om naar het doel toe te werken op een manier die de markt stimuleert om minder uit te stoten.
Een vergelijkbaar systeem zou geïntroduceerd kunnen worden voor verduurzaming in de agrofood sector. Individuele voorschriften en richtlijnen met (generieke en doelgerichte) maatregelen zouden ten diensten moeten komen te staan van het grotere doel, namelijk het verduurzamen van het voedselsysteem. Bedrijven en ondernemers moeten gestimuleerd worden om te werken aan duurzaamheidsopgaven waarbij aantoonbaar goed gedrag beloond wordt met meer ondernemersvrijheid.
Om deze beleidswijziging vorm te geven is het van belang dat de gehele voedselketen en andere maatschappelijke organisaties met elkaar in gesprek gaat over deze nieuwe uitgangspunten. Het bedrijfsleven, brancheorganisaties, milieuorganisaties, consumentenbonden en overheden zouden zich gezamenlijk kunnen committeren en een plan op stellen waarbij heldere en consistente keuzes gemaakt worden. De strategische dialoog waar de Europese Commissievoorzitter in haar speech aan refereerde kan hierin een mooi vertrekpunt zijn.
Gerben Boom, consultant bij Schuttelaar & Partners, gespecialiseerd in landbouw en duurzaamheid.