Aangezwengeld door jonge klimaatactivisten zoals Greta Thunberg worden wereldleiders met de neus op de feiten gedrukt: kom nu in actie of de komende generaties hebben geen aarde meer om voor te vechten. Met deze vier duurzaamheidsstrategieën kunnen bedrijven bijdragen aan een beter milieu.
Uit de praktijk blijkt dat het voor het bedrijfsleven lastig bepalen is of en hoe een dergelijke strategie binnen de bestaande processen toepasbaar is. Er heerst dan ook weerstand tegen duurzaamheid, omdat het omgooien van het businessmodel ingewikkeld is. Daarnaast is het bedrijfseconomisch helemaal niet interessant. Tapijttegelfabrikant Interface bewijst het tegendeel. Volgens dit bedrijf hoeft een duurzaamheidsstrategie helemaal niet ten koste te gaan van bedrijfseconomisch succes, maar financiert duurzaamheid zichzelf.
Klimaatverandering terugdraaien
“De wereldwijde klimaatmarsen van afgelopen september tonen de urgentie van het klimaatprobleem en zorgen ervoor dat politieke leiders er niet meer omheen kunnen”, zegt Geanne van Arkel, Head of Sustainable Development bij Interface. “De tijd is aangebroken dat nu ook het Nederlandse bedrijfsleven dit momentum aangrijpt en in actie komt.”
Van Arkel somt 4 strategieën op waarmee bedrijven klimaatverandering tegen kunnen gaan.
- Live Zero – circulaire oplossingen met een zo klein mogelijke CO2-voetafdruk
Het is de definitie van duurzaam ondernemen: de bedrijfsvoering zo inrichten dat je alles teruggeeft wat je van de aarde gebruikt. Bij de Live Zero-strategie gaat het erom dat alles dat je gebruikt voor het maken van je producten of wat nodig is voor de uitvoering van je dienstverlening, direct vervangen kan worden door gerecycled materiaal. Alleen bedrijfsprocessen waarbij dat echt niet mogelijk is, moeten opnieuw ingericht worden.
Het Live Zero-principe heeft binnen de bouwwereld al zijn intrede gedaan. Vele bestaande gebouwen, zoals het kantoor van energiebedrijf Alliander in Duiven, ondergaan een circulaire transformatie. En meer organisaties stappen over op circulaire methoden, waarbij ze grondstoffen efficiënt hergebruiken. Zo werken landen als Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk met het Circular Biobased Construction Industry (CBCI)-project samen aan een werkende aanpak voor circulair en biobased bouwen.
Binnen het project bouwen ze speciale prototypes in zogenoemde ‘living labs’ om te kijken welke hernieuwbare grondstoffen ze ter vervanging kunnen inzetten. Ook proberen onderzoekers productiemethoden en -technieken uit om circulaire oplossingen te vinden waar de sector baat bij heeft.
- Love Carbon – biobased oplossingen in een circulaire context plaatsen
Daarnaast kunnen organisaties op zoek naar productiegrondstoffen die CO2 hergebruiken, insluiten (opslaan) of die de CO2-uitstoot zo ver mogelijk terugdringen. Het ‘opvangen’ van koolstof voorkomt dat het terug de natuur ingaat, waardoor de atmosfeer minder snel vervuild raakt. Ook worden biobased grondstoffen steeds vaker circulair ingezet. Op deze manier kunnen producten zelfs CO2-negatief worden en ook gebouwen, zoals werd toegelicht in de Tegenlicht-documentaire ‘Houtbouwers’
Een voorbeeld waarin CO2 als grondstof fungeert zien we terug bij het ‘Shoe without a Footprint’-project van NRG. Het energiebedrijf heeft een schoen gelanceerd van materiaal waarin gasvormig afval van energiecentrales verwerkt is. Het opvangen en afkoelen van het energieafval maakt het mogelijk om de CO2 ervan te scheiden voordat het afgebroken wordt. Vervolgens dient de opgevangen CO2 als gerecyclede basis voor het polymeer dat het ondersteunende schuim van de schoen vormt. NRG wil met de schoen aantonen hoeveel meer organisaties voor het milieu kunnen betekenen door out-of-the-box te denken. Partijen als Corbion en Covestro zijn hier ook mee bezig.
- Let Nature Cool – bijdragen aan herstel van biodiversiteit en natuurlijk kapitaal
Zolang de mensheid haar niet in de weg zit, kan de natuur zelf het klimaat regelen. Op dit moment verstoren we de natuurlijke regeling van de aarde door onze lucht te vervuilen met te een hoge CO2-uitstoot Het is belangrijk dat bedrijven hun impact op het milieu verkleinen, zodat de natuur de kans krijgt om zich op te richten.
“Het bedrijfsleven kan kijken of de bedrijfsprocessen dusdanig zijn aan te passen zodat de negatieve effecten van de productie op het milieu beperkt blijven”, zegt Van Arkel. “De natuur kan hier zelfs als voorbeeld dienen, een filosofie die we biomimicry noemen. Mensen en hun systemen degenereren de planeet, terwijl de natuur een regeneratief systeem is. De natuur bouwt weer op, daar waar de mensheid alleen afbreekt. Bedrijven moeten zich dus meer als de natuur gedragen.”
Met het Factory as a Forest (FaaF)-programma past Interface deze strategie in de praktijk toe. Binnen het programma ontwikkelde de fabrikant een meetmethode waarbij zij en andere bedrijven hun fabrieken kunnen transformeren tot hoogwaardige ecosystemen die regenererend opereren. “Stel je eens voor dat we gebouwen en steden als een bos gaan ontwikkelen waardoor deze bijdragen aan een betere luchtkwaliteit, waterabsorptie, de omgeving koelen en ruimte creëren voor biodiversiteit. De projecten van Stefano Boeri, zoals Wonderwoods in Utrecht, laten zien hoe dit eruit kan zien. De natuur als benchmark voorkomt de klimaatproblematiek die we nu in de gebouwde omgeving ervaren, en zorgt als extra positieve spin-off voor omgevingen waarin wij ons als mens beter voelen”, aldus Van Arkel.
- Lead Industrial Re-revolution – samenwerken in de ontwikkeling van duurzame en inclusieve businessmodellen
De industrialisatie was goed voor de ontwikkeling van de mensheid, maar had onbedoeld zeer destructieve consequenties. Het is daarom een logische stap om naar alternatieve werkwijzen te zoeken. Samenwerken met de natuur, in plaats van deze te beschadigen en iedereen in de maatschappij de kans geven zich te ontwikkelen.
Interface werkt voor haar tapijttegelterugnameprogramma ReEntry samen met gespecialiseerde partners die de tegels uitsorteren en zoveel mogelijk een tweede leven geven als tapijttegel. Maar ook aan de inkoopkant werkt het bedrijf met partners, zoals het NextWave Plastics-initiatief van Dell, waar bedrijven als Ikea en HP aan deelnemen, om te voorkomen dat plastics in de oceaan belanden. Deze plastics worden vervolgens hergebruikt in verschillende producten. Interface deelt in dit partnerschap zijn ervaringen uit het Net-Works-programma, waarbij vissers in de Filippijnen, Kameroen en Indonesië vissen op afgedankte visnetten en als grondstof verkopen aan de garenleverancier. Daarmee herstellen ze niet alleen hun leefomgeving, maar genereren ze ook een aanvullend inkomen en sparen ze voor toekomstige investeringen en educatie voor hun kinderen.
“Veranderen is moeilijk, het gaat niet vanzelf en bedrijven kunnen het vaak ook niet alleen. Initiatieven als deze laten echter zien dat het wel degelijk lukt. Zolang we met de juiste mindset aan de slag gaan, is er heel veel mogelijk. Samenwerking staat hierbij voorop. Werk samen met ketenpartners, andere sectoren, overheden en onderzoekers. Op die manier verkleint u niet alleen uw eigen ecologische voetafdruk, maar die van een hele keten of zelfs een hele sector”, besluit Van Arkel.