De aangekondigde verhoging van de nationale CO2-heffing voor de industrie pakt desastreus uit. Onderzoekers en adviseurs van adviesbureaus Publieke Zaken en Quo Mare waarschuwen voor te hoge kosten en zelfs ’de doodsteek’ voor een deel van de industrie. „Er is het gevaar van vertrek van de industrie”.“De effectiviteit van de aanpak valt te betwisten”, stelt energie-expert Hans van Cleef van consultant Publieke Zaken na een doorrekening. “Het kan de CO2-uitstoot over de grens jagen, het klimaatbeleid vertragen en de Nederlandse industrie verder in het nauw drijven”, zegt hij in een uitzending van BNR.
Het onderzoek
Nederland lijkt koploper als het gaat om het stellen van nog ambitieuzere klimaatdoelen dan al voorgeschreven door de EC. Kijkende naar kosteneffectiviteit kan de vraag gesteld worden in hoeverre het wenselijk is om (te) ver voor de rest van de wereld uit te lopen. Daarnaast is er nog een andere afweging te maken, namelijk die van technologiekeuzes. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) liet in een recent onderzoek zien dat het uitstellen of op voorhand uitsluiten van opties klimaatneutraliteit in Nederland in 2050 bijna of zelfs helemaal onmogelijk maakt. De luxe om te kiezen tussen energiebronnen en technieken is er volgens het PBL niet meer. Dit lijkt haaks te staan op het recente burgerinitiatief , geïntroduceerd door Triodos Bank en een brede groep organisaties en bedrijven. Dit initiatief zet zich juist in voor een internationaal verdrag dat het gebruik van kolen, olie en gas volledig stopt. Het is juist dat de klimaatdoelen ook gehaald kunnen worden door bepaalde technieken of energiebronnen uit te sluiten. Maar dat gaat dan wel ten koste van de betaalbaarheid en/of de betrouwbaarheid van het energiesysteem. Daarnaast wordt een deel van de CO2-uitstoot verplaatst naar buiten Europa. Iets dat goed is voor het halen van de eigen doelen, maar voor het tegengaan van mondiale klimaatverandering – en dus het uiteindelijke doel – eerder averechts werkt.
In het onderzoeksrapport, samengesteld door Publieke Zaken Energy Research & Strategy (PZ ERS) en Quo Mare, worden twee scenario’s voor de transitie naar een energiesysteem in 2050 vergeleken dat past binnen de gestelde doelen. Vervolgens worden de verschillen uitgelicht. Er worden twee transformatiescenario’s gepresenteerd: het Net-Zero – oftewel het CO2-neutrale – scenario en het fossielvrije scenario. Bij het fossielvrije scenario zal er helemaal geen gebruik meer worden gemaakt van kolen, olie en gas en moet alleen de uitstoot vanuit de landbouwsector worden gecompenseerd.
Bij een CO2-neutrale samenleving kan de CO2-uitstoot bij het winnen, transporteren, omzetten en verbruiken van deze fossiele energiebronnen worden gecompenseerd met negatieve uitstoot, of worden afgevangen door middel van Carbon Capture and Storage (CCS). Afhankelijk van de beleidskeuzes kunnen er grote kostenverschillen ontstaan tussen de verschillende scenario’s. Scenario’s die allebei resulteren in het bereiken van het uiteindelijke doel: het stoppen van uitstoot van broeikasgassen richting de atmosfeer in 2050 ten einde de mondiale temperatuurstijging te beperken tot maximaal twee graden Celsius, en zo dicht mogelijk richting de anderhalve graad. De modelberekening die aan dit rapport ten grondslag ligt gaat enkel uit van directe kosten en – opbrengsten. Daarmee worden eventuele indirecte kosten en opbrengsten die met een bepaald energiesysteem gemoeid zijn buiten deze kwantitatieve analyse gelaten. Als deze wel in ogenschouw zouden worden genomen, zullen de jaarlijkse kostenverschillen tussen de scenario’s zelfs nog verder oplopen.
Verschillen in investeringskosten
Uit de modelberekening blijkt dat de investeringskosten in het CO2-neutrale scenario tot 2050 in totaal uitkomen op EUR 72,1 miljard. Met een fossielvrij energiesysteem in 2050 zijn investeringen van in totaal EUR 99,7 miljard gemoeid. Waar de investeringskosten tot 2045 vergelijkbaar zijn, lopen de verschillen in de laatste vijf jaar tussen de scenario’s hard op. Dit heeft te maken met het feit dat investeringen in verduurzamingstechnieken ook met name pas in de laatste vijf jaar plaatsvinden. Zo is het totale verschil in investeringskosten in 2050 zelfs EUR 27,6 miljard. Het verschil in investeringskosten tussen beide scenario’s is met name terug te vinden in de investeringen in de hernieuwbare koolwaterstof-industrie, de waterstofproductie en de staalindustrie. In het CO2-neutrale scenario ligt de druk op hernieuwbare koolstof-routes lager omdat er nog brandstoffen geproduceerd worden uit fossiele bronnen (aardgas), gecombineerd met CCS. Hierdoor wordt alleen geïnvesteerd in kosteneffectieve duurzame productieroutes, wat de investeringskosten hiervoor in totaal op EUR 10,1 miljard brengt.
Beluister de BNR uitzending over dit onderwerp
Lees de kritische reactie van Solid Sustainability Research op het onderzoek