Resultaten van het onderzoek
Het onderzoek heeft betrekking op 8 aan de Amsterdams beurs genoteerde bedrijven, te weten: Akzo Nobel, Crown van Gelder, DSM, Heineken, KLM, Philips, Shell en Unilever.
Van al deze bedrijven zijn de emissies – zoals gepresenteerd in de milieujaarverslagen (1999) – geïnventariseerd. Vervolgens is gekeken op welke wijze de (milieu) emissies financieel gewaardeerd kunnen worden. Uit de drie beschikbare cijferreeksen is uiteindelijk gekozen om de emissies te waarderen op basis van de kosten om emissies terug te dringen tot de (inter) nationale doelstellingen. Zo kan bijvoorbeeld worden berekend dat het terugdringen van CO2-emissies zo’n 7 Ã?? cent per kilogram CO2 kost. Vergelijkbare cijfers kunnen ook voor andere stoffen (SO2, NOx, fosfaat, nitraat, zware metalen, etc.) worden bepaald. Overigens moet worden opgemerkt dat het financieel waarderen van milieu-emissies niet onomstreden is: er kleven ethische bezwaren aan, verschillende methoden om emissies te waarderen leiden tot aanzienlijke verschillen in uitkomsten (per stof), terwijl ook de doelstellingen niet door een ieder worden onderschreven (George Bush is tegen harde afspraken om CO2-emissies te reduceren).
In de tabel zijn de resultaten van het onderzoek samengevat.
Netto winst 1999 (Ã?? mln) Externe milieukosten 1999(Ã?? mln)
Akzo Nobel 759 227
DSM 100 616
Heineken 516 113
Shell 8530 9185
Philips 1799 320
Unilever 2771 664
KLM 337 731
Crown van Gelder 6 17
Het blijkt dat in 1999 voor 4 van de 8 bedrijven de -externe milieukosten” hoger zijn dan de netto winst. Rechtlijnig geredeneerd betekent dit dat deze bedrijven geen duurzame winst (= netto winst minus externe milieukosten) maken. Zo bedraagt de netto winst van Shell in 1999 Ã?? 8,5 mld, maar daartegenover staan externe milieukosten van maar liefst Ã?? 9,2 mld. Maar voor een bedrijf als Philips ligt de situatie anders, op een netto winst van Ã?? 1,8 mld in 1999 zijn de externe milieukosten -slechts” Ã?? 320 mln. Ook bij Akzo Nobel, Heineken en Unilever overstijgt de netto winst de externe milieukosten aanzienlijk. Een voorzichtige conclusie kan dan ook zijn dat deze bedrijven wel een duurzame winst maken (hoewel het een momentopname betreft en b.v. Philips in 2001 aankoerst op een netto verlies of een klein winstje).
Gezien het feit dat in de afgelopen jaren de milieuheffingen aanzienlijk zijn gestegen (milieuheffingen kunnen worden gezien als een instrument om externe milieukosten te internaliseren) en discussies over het toepassen van verhandelbare emissierechten, mag worden geconcludeerd dat er een maatschappelijk draagvlak is voor het financieel waarderen van de milieuschade. De door TME ontwikkelde methode geeft dan alvast een beeld voor de situatie waarbij de prijs die moet worden betaald voor het gebruik van het milieu de -juiste” is. En dan blijkt dat voor bepaalde ondernemingen het -milieu risico” (in financiële zin) aanzienlijk zwaarder weegt dan voor andere ondernemingen.
Naast de reeds geplaatste kanttekeningen bij de methode zijn er nog diverse mogelijkheden om de methode beter te laten aansluiten bij de werkelijkheid. Dit hangt echter voor een groot deel af van de wijze waarop ondernemingen rapporteren: momenteel zijn de milieurapportages nogal globaal, emissies zijn geaggregeerd en een geografische opsplitsing ontbreekt.
Het ligt in de bedoeling van TME om jaarlijks dit onderzoek uit te voeren zodat na verloop van een aantal jaren inzicht ontstaat in de ontwikkeling en trends.