Familiebedrijven investeren gemiddeld gezien minder in hun werknemers dan vergelijkbare niet-familiebedrijven. Zo biedt 85% van de familiebedrijven hun medewerkers trainingen en opleidingen tegenover bijna alle (97%) andere bedrijven. Opvallend is het verschil op vlakken als diversiteit en duurzaamheid. Niet-familiebedrijven kiezen aanmerkelijk vaker voor het invoeren van (vrijwillige) diversiteitstargets (39% tegen slechts 3% van de familiebedrijven). Ook is er minder oog voor arbeidsomstandigheden bij leveranciers en duurzaamheid van de bedrijfsketen. Dit wordt gevoed door druk van aandeelhouders en de maatschappij – een druk die familiebedrijven minder ervaren.
Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport Winnend werkgeverschap, een studie van Erasmus Centre for Family Business (ECFB), BDO Accountants & Adviseurs en Rabobank. Voor dit onderzoeksrapport werden acht management practices van duizenden ondernemingen in 37 landen, waaronder Nederland, nader bekeken: inclusiviteit, opleiding, carrière en mobiliteit, gezondheid en veiligheid, arbeidsomstandigheden, balans werk en privé, baanzekerheid en arbeidsconflicten. Familiebedrijven hebben als werkgever een groot aandeel in Nederland. Zij zorgen samen voor 2,16 miljoen banen (29% van het totaal), zo becijferde het CBS.
Investeren in werkgeverschap leidt tot betere financiële prestaties
De uitkomsten lijken tegenstrijdig aan het aloude beeld dat werknemers bij familiebedrijven beter af zijn dan bij andere bedrijven. “Met de managementaanpak van niet-familiebedrijven kunnen familiebedrijven hun werkgeverschap versterken. En dat hoeft niet alleen geld te kosten. In tegendeel: het leidt significant tot betere financiële prestaties”, zegt prof. dr. Pursey Heugens, hoogleraar en directeur van het ECFB aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Familiebedrijven op twee van de acht punten een betere werkgever
Werknemers zijn op zes van de acht onderzochte punten gemiddeld gezien slechter af bij familiebedrijven. “Naast de verschillen op het gebied van opleidingen en flexibele werktijden, voeren familiebedrijven minder vaak een actief loopbaanbeleid voor hun medewerkers en is er minder aandacht voor promotie en doorgroeimogelijkheden”, aldus Mirelle Pennings, Directeur Corporate Clients Nederland bij Rabobank.
Familiebedrijven schenken minder aandacht aan duurzaamheid
Opvallend is het verschil op vlakken als diversiteit en duurzaamheid. Niet-familiebedrijven kiezen aanmerkelijk vaker voor het invoeren van (vrijwillige) diversiteitstargets (39% tegen slechts 3% van de familiebedrijven).
Ook is er minder oog voor arbeidsomstandigheden bij leveranciers en duurzaamheid van de bedrijfsketen. Dit wordt gevoed door druk van aandeelhouders en de maatschappij – een druk die familiebedrijven minder ervaren. Van de niet-familiebedrijven hanteert 53% een actief arbeidsomstandighedenbeleid, dat onder meer moet toezien op het voorkomen van slavernij en kinderarbeid; slechts 44% van de familiebedrijven heeft zo’n beleid. Familiebedrijven selecteren hun partners ook minder vaak op basis van compatibiliteit met dat arbeidsomstandighedenbeleid (35% versus 44%). Niet-familiebedrijven geven bovendien iets vaker duurzaamheidstrainingen (ESG) aan hun leveranciers (18% versus 16%).
Wederkerige loyaliteit
In familiebedrijven is het werkgeverschap vaak gebaseerd op wederkerige loyaliteit. “Dat brengt ook voordelen met zich mee. Zo scoren familiebedrijven erg goed als het gaat om baanzekerheid, bijvoorbeeld in geval van gedwongen ontslag. De kans om je baan te verliezen is bij een familiebedrijf bijna een kwart kleiner dan bij een niet-familiebedrijf”, stelt Joost Vat, partner bij BDO en specialist op het gebied van familiebedrijven. Ook hebben deze bedrijven door de grotere loyaliteit minder vaak te maken met stakingen of werkonderbrekingen.
Familiebedrijven die zich meer richten op loyaliteit dan op arbeidsmobiliteit laten verbeterpotentieel onbenut. Als het ‘gemiddelde’ familiebedrijf zijn werkgeverschap zou optrekken naar dat van een gemiddeld ander bedrijf, dan zorgt dat voor betere resultaten. Meer inzet op mobiliteit, training en opleiding, flexibele arbeidstijden en meer aandacht voor de (mentale) gezondheid van medewerkers leidt voor familiebedrijven dus tot betere financiële prestaties.
“Zonder direct de eigen bedrijfscultuur overboord te gooien, is er nog een wereld te winnen voor familiebedrijven om uit te komen bij meer tevreden werknemers en betere prestaties,” zegt Heugens. “De combinatie van een bedrijf met een loyale werkomgeving dat zich meer richt op de ontwikkeling en het welzijn van medewerkers, is goud waard. Familiebedrijven doen er goed aan hun DNA te koesteren en tegelijkertijd hun blik te verruimen.”
Samenwerking ECFB, BDO en Rabobank
ECFB, BDO en Rabobank werken sinds 2016 samen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar familiebedrijven met als doel om meer inzichten te krijgen in de belangrijkste trends en ontwikkelingen. Na de eerdere thema’s strategieverandering na generatiewisseling, familiewaarden en internationalisering staat de vierde studie in het teken van werkgeverschap.