De Belgische milieukoepels stellen vast dat de Europese Ministerraad bij de herziening van de richtlijnen voor openbare aanbestedingen onvoldoende rekening houdt met het Europese Verdrag. Artikel 6 van dat verdrag stelt dat het Europese beleid rekening moet houden met het milieu. Dat geldt ook voor het functioneren van de interne markt, en dus ook voor het opstellen van de regels waaraan gemeenten, provincies, gewestelijke en federale overheden zich bij aankopen of aanbestedingen moeten houden.
Openbare aanbestedingen maken ongeveer 16% (800 miljard Euro) uit van het Europees Bruto Nationaal product. Omwille van dit enorme economische belang kunnen openbare aanbestedingen een belangrijke bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling. Overheidsmiddelen zouden dan zoveel mogelijk moeten worden besteed aan producten (diensten) die op een milieuvriendelijkere manier zijn geproduceerd. Bedrijven die het begrip -duurzaam ondernemen’ daadwerkelijk in de praktijk willen brengen, worden op die manier gestimuleerd. Een groen aankoopbeleid van de diverse overheden is bovendien een belangrijk signaal voor de burgers.
Het Europees Parlement is het hier volledig mee eens. Het wil dat overheden het recht hebben om groene elektriciteit, biologische voeding, duurzaam geproduceerd hout, producten met een ecolabel of -eerlijke’ producten te kopen. De Europese Raad, hierin gesteund door de Commissie, gaat hier vooralsnog niet mee akkoord. De wijze waarop een product is geproduceerd laat weinig of geen sporen na op het eigenlijke product, zeggen Raad en Commissie, en zo worden producten die het resultaat zijn van milieuvriendelijke proces- en productiemethodes uitgesloten. Dat sluit de keuze voor groene elektriciteit uit (die nochtans noodzakelijk is voor de EU om de Kyotodoelstellingen te bereiken), geeft illegaal gekapt hout betere kansen dan het duurdere, gecertificeerde hout uit duurzaam beheerde bossen, en maakt alleen ecolabels mogelijk die betrekking hebben op het product zelf, en niet op de productiemethodes. Chloorvrij geproduceerd papier (dat watervervuiling voorkomt) kan b.v. niet langer worden bevoordeeld.
Volgens de Commissie en de Raad moet de aanbestedende overheid steeds kiezen voor het economisch meest voordelige alternatief. Externe milieukosten kunnen dus niet in rekening worden gebracht. De keuze voor b.v. bussen met een hoger prijskaartje maar met minder uitstoot is bijgevolg niet mogelijk.
Momenteel wordt dit meningsverschil tussen Raad en Parlement bediscussieerd tijdens de zgn. conciliatie(verzoening)-procedure. De vier milieufederaties hebben premier Verhofstadt opgeroepen om het standpunt van het Europees Parlement te volgen en meer rekening te houden met art. 6 van het Europees Verdrag.