De Europese Commissie heeft Nederland officieel in gebreke gesteld voor het feit dat de richtlijn duurzaamheidsrapportering (‘CSRD’) nog niet in de Nederlandse wet- en regelgeving is omgezet. Dit heeft de Europese Commissie op 26 september jl. bekendgemaakt. De CSRD had op 6 juli jl. in de Nederlandse wet- en regelgeving moeten zijn omgezet, maar dat is niet gehaald. Het implementatiewetsvoorstel is nog niet eens bij de Tweede Kamer ingediend, al heeft het eind augustus wel een blanco advies van de Raad van State gekregen. In dit implementatiewetsvoorstel zijn met name de regels over de assurance van de duurzaamheidsinformatie door accountants opgenomen.

De verslaggevingsregels voor de door ondernemingen te publiceren duurzaamheidsinformatie zijn in een algemene maatregel van bestuur (amvb) opgenomen. De ontwerp-amvb is in juni voor commentaar naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. De Tweede Kamer heeft in juli een reeks van vragen gesteld. Deze zijn nog niet beantwoord. De Eerste Kamer heeft pas op 25 september jl. een lange lijst vragen van de senatoren van BBB en JA21 naar staatssecretaris Struycken (Rechtsbescherming) gestuurd. Deze vragen gaan over de procesmatige en inhoudelijke aspecten van het ontwerp-amvb. De beide Eerste Kamerfracties hebben vooral zorgen over de uitvoeringskosten van de nieuwe verslaggevingsregels. De senatoren willen graag uiterlijk 23 oktober a.s. de antwoorden ontvangen.

Nederland is overigens niet de enige EU-lidstaat die in gebreke is gesteld; de Europese Commissie is ook een zogenoemde inbreukprocedure gestart tegen 16 andere EU-lidstaten (waaronder Duitsland, België en Spanje). De Europese Commissie schrijft in het begeleidende persbericht dat als de “nieuwe regels niet worden omgezet, het niet mogelijk zal zijn om het noodzakelijke niveau van harmonisatie van de duurzaamheidsverslaggeving in de EU te bereiken en zullen beleggers geen rekening kunnen houden met de duurzaamheidsprestaties van ondernemingen bij het nemen van beleggingsbeslissingen”. De aangeschreven EU-lidstaten hebben twee maanden de tijd om op de formele kennisgeving van de Europese Commissie te reageren en om de implementatie af te ronden. Mocht dat niet gebeuren, dan begint de Europese Commissie een zaak bij het Europees Hof van Justitie.