Vandaag hebben de leden van het Europees Parlement een voorlopig akkoord bereikt met de Raad over de invoering van een CO2-heffing voor niet-Europese bedrijven. De klimaatmaatregel geldt voor de aluminium-, staal- en kunstmestsector en de waterstofindustrie.
Volgens het bereikte akkoord zal een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) worden opgezet om de prijs van koolstof voor EU-producten die onder het EU-emissiehandelssysteem (ETS) vallen gelijk te trekken met die voor ingevoerde goederen. Dit zal worden bereikt door bedrijven die in de EU invoeren te verplichten zogenaamde CBAM-certificaten te kopen om het verschil te betalen tussen de koolstofprijs die in het land van productie wordt betaald en de prijs van koolstofemissierechten in het EU-ETS.
De wet zal niet-EU-landen stimuleren om hun klimaatambitie te verhogen. Alleen landen met dezelfde klimaatambitie als de EU zullen naar de EU kunnen exporteren zonder CBAM-certificaten te kopen. De nieuwe regels zullen er dus voor zorgen dat de klimaatinspanningen van de EU en de wereld niet worden ondermijnd doordat de productie van de EU wordt verplaatst naar landen met een minder ambitieus beleid.
Het nieuwe wetsvoorstel is het eerste in zijn soort. Het is zo ontworpen dat het volledig in overeenstemming is met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Het zal vanaf 1 oktober 2023 van toepassing zijn, maar met een overgangsperiode waarin de verplichtingen van de importeur beperkt blijven tot rapportage. Om dubbele bescherming van de EU-industrieën te voorkomen, zullen de duur van de overgangsperiode en de volledige invoering van de CBAM worden gekoppeld aan de geleidelijke afschaffing van de gratis rechten in het kader van het ETS. Hierover zal later deze week worden onderhandeld in samenhang met de herziening van het ETS en de resultaten zullen in de CBAM-verordening worden geïntegreerd.
Het toepassingsgebied van CBAM
CBAM zal betrekking hebben op ijzer en staal, cement, aluminium, meststoffen en elektriciteit, zoals voorgesteld door de Commissie, en zal worden uitgebreid tot waterstof, indirecte emissies onder bepaalde voorwaarden, bepaalde precursoren en sommige afgeleide producten zoals schroeven en bouten en soortgelijke artikelen van ijzer of staal.
Vóór het einde van de overgangsperiode beoordeelt de Commissie of het toepassingsgebied moet worden uitgebreid tot andere goederen waarvoor een risico op koolstoflekkage bestaat, waaronder organische chemicaliën en polymeren, met als doel alle goederen die onder de ETS vallen tegen 2030 op te nemen. Zij zullen ook de methode voor indirecte emissies en de mogelijkheid om meer downstreamproducten op te nemen, beoordelen.
Het beheer van CBAM wordt nu meer gecentraliseerd, waarbij de Commissie de meeste taken voor haar rekening neemt. Tegen eind 2027 zal de Commissie een volledige evaluatie van CBAM uitvoeren, met inbegrip van een beoordeling van de vooruitgang die is geboekt bij internationale onderhandelingen over klimaatverandering, en van het effect op de invoer uit ontwikkelingslanden, met name de minst ontwikkelde landen (MOL’s).