Hoe sneller we de transitie naar elektrisch rijden maken, hoe groter het profijt voor het klimaat en de autofabrikant, betoogt Ender Kaynar.
Dat elektrisch rijden oprukt, weten we. De ene fabrikant ambitieuzer dan de andere, maar ook binnen de autoindustrie wordt de omslag gemaakt. Wanneer de laatste benzineauto zal rijden, weten we niet. We weten wel dat hoe sneller die transitie plaatsvindt, hoe groter het profijt. Niet alleen voor het klimaat, het milieu en onze gezondheid. Ook de voortvarende autofabrikant gaat daar de voordelen van voelen.
Het aandeel van de stekkerauto in de wereldwijde autoverkoop is tussen 2019 en 2021 meer dan verdriedubbeld. Van 2,5% in 2019 tot 8,6% vorig jaar. Die trend zet door. In 2030 zal het aandeel van emissievrije voertuigen naar verwachting oplopen naar 29%, aldus Bloomberg. Het gaat hier om auto’s op batterijen en brandstofcelvoertuigen, niet om de plug-in hybride, omdat de uitstoot hiervan sterk afhankelijk is van het rijgedrag.
Grote autofabrikanten leiden de sector naar een van de grootste technologische omslagen in de geschiedenis van de industrie. Zo willen Volkswagen, Ford en Stellantis (van Peugeot, Fiat, Citroën en Chrysler) dat het aanbod van hun vloot in 2030 voor de helft elektrisch is. Luxemerken als Volvo en Mercedes-Benz gaan zelfs voor 100% elektrisch in 2030. In de strijd met deze ambitieuze concurrenten, behoort Toyota tot de traagste. De Japanse fabrikant streeft naar slechts 30% elektrisch in dat jaar. Dit soort achterblijvers zullen met dalende winstmarges en marktaandelen te maken krijgen. Ambitieus of niet, er zit brood in een snellere transitie.
Als elektrische voertuigen goedkoper worden, zal de brandstofauto geleidelijk aan prijskracht en winstmarges verliezen. Die is voor de consument al steeds minder interessant, onder meer door de hogere brandstofprijzen, de risico’s van een lagere tweedehandswaarde, en meer milieuzones. Consumenten lopen het risico meer te gaan betalen voor hun CO2 uitstoot, mede door de hoge brandstofprijzen.
De stekkerauto wordt juist interessanter, onder meer door een groter laadnetwerk en een groeiende tweedehandsmarkt voor elektrische auto’s. De brandstofauto zal de komende jaren alleen nog maar kunnen concurreren met een lagere aanschafprijs. Maar ook dat lukt niet lang meer, is de verwachting.
Schaalvoordelen, dalende batterijkosten – nu goed voor 40% van de productiekosten, maar in 2030 gehalveerd – en verbeterde elektrische platforms, zoals het zogeheten MEB van Volkswagen zullen de verkoopprijs van de elektrische auto over zo’n vijf jaar gelijktrekken met die van de brandstofauto. Wil een fabrikant dan nog een brandstofauto slijten, dan zal de prijs daarvan verder omlaag moeten.
Zo wordt een snellere acceptatie van een stekkerauto alleen maar aantrekkelijker. En dat is goed voor de stikstofuitstoot en andere vormen van lokale luchtvervuiling, en voor de volksgezondheid. Ook voor het beperken van klimaatverandering is het goed nieuws, mits de opmars van elektrisch rijden gepaard gaat met meer duurzame opwekking van de elektriciteit die deze auto’s nodig hebben en verduurzaming van het materiaalgebruik in de auto-industrie.
De negatieve vooruitzichten voor de brandstofauto na 2025 zullen diens winstmarges naar verwachting verder verkleinen. Volkswagen gaat daar in zijn onlangs gepresenteerde ‘New Auto’ strategie al vanuit voor de periode 2025-2030. De in 2025 verwachte EURO 7-emissienormen – die de toegelaten uitstoot van verbrandingsmotoren verder verkleinen – zullen de variabele kosten (voor materialen en energie) per brandstofauto verder omhoog drijven. Door krimpende volumes stijgen per auto ook de vaste kosten, voor onder meer onderzoek en ontwikkeling.
Autofabrikanten die zich enkel richten op elektrisch auto’s hebben dan een voorsprong: ze zullen hun auto’s sneller kunnen doorontwikkelen. Daarmee zullen ze hun marktaandeel nog sneller kunnen vergroten ten opzichte van de achterblijvers die nog aan brandstofauto’s blijven vasthouden.
Al met al geldt dat hoe sneller een autofabrikant overstapt op 100% elektrisch, hoe groter en langer diens profijt van de hogere marges en dalende investeringskosten die voor elektrische auto’s verwacht mogen worden. Dat spekt niet alleen de kas van de autofabrikant, maar daar zijn we allemaal bij gebaat. Des te meer reden voor pensioenfondsen en andere beleggers om de autoindustrie met volle kracht te overtuigen die transitie te versnellen.
Ender Kaynar, analist bij Profundo, onderzoeksbureau duurzaamheid