Verduurzaming is het sleutelwoord voor de toekomst van de mode-industrie. Wageningen University & Research maakt die vernieuwing mogelijk met innovatief onderzoek naar duurzamere grondstoffen voor textiel, zoals schimmels en fruitafval, en door spelers uit de industrie bij elkaar te brengen.
‘Na olie is textiel de meest vervuilende industrie,’ vat Kim Poldner – universitair docent en onderzoeker bij Bedrijfskunde samen. Zij coördineert het Circular Fashion Lab binnen Wageningen University & Research (WUR). ‘Wageningen werkt aan een duurzamere productieketen, van grondstof tot consument.’
In het lab werken studenten samen met ontwerpers aan schone, duurzame kleding. Van fruitafval kan bijvoorbeeld een vervangende grondstof zijn voor leer. Met deze projecten zal WUR een bijdrage leveren aan de State of Fashion tentoonstelling die, in samenwerking met ArtEZ, vanaf 1 juni in Arnhem is te zien. De resultaten zijn na de opening nog zeven weken te bezichtigen. Louise Fresco zal ter gelegenheid van de feestelijke opening donderdag deelnemen aan een paneldiscussie.
Meer kleding gekocht, minder gedragen
De kledingverkoop is in vijftien jaar verdubbeld, naar meer dan 100 miljard stuks in 2015. Tegelijk dragen consumenten hun kleren steeds minder vaak. Meer dan 70% van die kleding wordt uiteindelijk verbrand of gestort in plaats van hergebruikt. ‘Als de mode-industrie circulair wil worden, moet het echt beter mogelijk worden om producten te recyclen,’ stelt Jan van Dam, biomaterialendeskundige bij WUR.
Om zoveel kleding te produceren, gebruiken fabrikanten dus vooral nieuwe grondstoffen, voornamelijk plastics en katoen. Voor het verbouwen van katoen is veel water en kunstmest nodig. Alles bij elkaar bedraagt de uitstoot aan CO2 van de mode-industrie evenveel als alle internationale vluchten en zeevervoer samen.
Duurzame kleding van hernieuwbare grondstoffen
‘Na eerdere inspanningen van de industrie, bijvoorbeeld voor biologisch katoen, is het nu tijd voor een volgende stap, naar circulariteit,’ vindt Poldner. Op zoek naar hernieuwbare, duurzamere grondstoffen voor kleding, onderzoeken de studenten binnen het Circular Fashion Lab naar fruitafval als grondstof voor leer. Ook schimmels en hennep zijn hernieuwbare grondstoffen voor kleding waarvan de duurzaamheid wordt onderzocht. Een schimmeljurk zou bijvoorbeeld composteerbaar zijn.
Daarnaast bekijken de onderzoekerschemicaliën die worden gebruikt om kleren te kleuren vervangbaar zijn door duurzame alternatieven. Opties voor vervanging zijn pigmenten uit algen of geproduceerd door micro-organismen.
Kleding van plantaardige alternatieven heeft tevens als voordeel dat die geen plastic afgeeft als die wordt gewassen. Nylon, polyester en of acryl doen dat wel. Van synthetische stoffen komt er naar schatting per jaar een half miljoen ton microplastic in de oceaan terecht.
Samenwerken als mieren en bijen
Kim Poldner vertelt dat op een grootschaliger niveau WUR haar succesvolle onderzoek naar markt- en waardeketens ook kan toepassen op textiel. Het Circular Fashion-project over biomimicry speelt zich af op dit systeemniveau. ‘We kijken hoe mieren en bijen samenwerken, om dat toe te passen op de mode-industrie,’ vertelt Poldner. ‘We moeten voorbij pure concurrentie en dit met z’n allen aanpakken. Een mondiaal probleem vereist een mondiale oplossing.’
‘Wageningen brengt mensen uit de verschillende sectoren bij elkaar om na te denken over dit probleem, van ontwerpers tot afvalverwerkers,’ vertelt Van Dam. In die geest organiseerde WUR al een aantal Wageningen Dialogues over duurzame kleding, waarbij ook het brede publiek betrokken werd. ‘Ook de consument moet zich bewust worden van de waarde van kleding.’