Als basis voor de te ontwikkelen meetlat is gekozen voor het instrument `BRE Environmental Assesment Method’ (BREEAM), een Engels systeem, ontwikkeld door de Engelse variant van TNO (BRE). Van Uffelen: “Deze methodiek laat zich het meest gemakkelijk vertalen en `ombouwen’ naar de Nederlandse situatie. En dat is precies wat we willen: een instrument dat is toegespitst op de Nederlandse situatie, maar wel aanhaakt bij het internationale label.”

DGBC hanteert een integrale benadering van het begrip duurzaamheid, maakt van Uffelen duidelijk. “Het gaat om het evenwicht tussen ecologische, sociale en economische aspecten. Dat betekent dat er niet alleen oog is voor zaken als energie, CO2, afval, en water- of materiaalgebruik, maar ook voor sociale verantwoordelijkheid, mobiliteit, ecologie en landschap, gezondheid en welzijn.”

Vuist maken
Van Uffelen is ervan overtuigd een goed label te kunnen neerzetten. “Alleen al als je kijkt naar de waslijst van partijen die ons hun steun hebben toegezegd – uiteenlopend van banken, bouwers, gemeenten, ingenieursbureaus tot afvalverwerkende bedrijven – is het duidelijk dat we een enorme vuist kunnen maken. Op dit moment zijn we druk bezig het label te ontwikkelen en in het najaar start het opleidingsprogramma om onafhankelijke keurmeesters te trainen in het toekennen van het duurzaamheidslabel. Volgend jaar kunnen we dan met certificeren beginnen – in eerste instantie bij een twintigtal pilotprojecten.”

GreenCalc+
Het instrument BREEAM is zeker niet het enige instrument om duurzaamheid meetbaar te maken. De Rabobank (overigens ook een van de `founding partners’ van DGBC) bouwt momenteel een zeer duurzaam kantoorpand in Utrecht. Pieter Noorman, werkzaam bij het directoraat Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen binnen de Rabobank: “Om onze duurzaamheidsambities te benoemen en aan de werkelijkheid te toetsen gebruiken we o.a. het instrument GreenCalc+. De duurzaamheid van een kantoorpand bijvoorbeeld wordt binnen GreenCalc+ uitgedrukt in twee getallen, de milieu-index-gebouw (hoe duurzaam is het gebouw) en de milieu-index-bedrijfsvoering (hoe duurzaam gebruik je het pand). Deze indexen zijn weer het resultaat van de scores op het gebied van energieaspecten, materialengebruik en waterverbruik. Wat wel lastig was, is dat GreenCalc+ `gaande de rit’ een aantal maal is aangepast. Zo vormde in de GreenCalc-versie waarmee gestart werd ook `mobiliteit’ een factor in de toetsing. Nu weegt dit aspect niet meer mee. Wanneer het instrument steeds verandert, is het best lastig om duurzaamheid te meten.”

Harmonisatie instrumenten gewenst
Hoewel Noorman het een goede zaak vindt om tot een internationaal erkend duurzaamheidinstrument te komen, spreekt hij de hoop uit dat GreenCalc+ – een echt Nederlands instrument – niet zomaar van tafel verdwijnt. “Hoewel misschien minder breed dan BREEAM is GreenCalc+ een instrument dat de werkelijkheid goed benadert. Die kwaliteit moeten we behouden en ik hoop dan ook dat er sprake zal zijn van harmonisatie van de verschillende certificeringsystemen bij de ontwikkeling van een internationaal label.” Van Uffelen is het daar mee eens: “Het is niet de bedoeling dat we een vierde of vijfde systeem worden. We willen meer een koepel vormen voor de bestaande systemen. Met de verschillende betrokken partijen zijn we dan ook in gesprek om te bezien op welke gebieden we tot harmonisatie kunnen komen.”