De Europese Unie investeert aanzienlijk op het vlak van klimaat, met als doel om in 2050 het eerste klimaat neutrale blok te worden. Het uitstootvrij maken van de energie- en transportsector is hierin van cruciaal belang. Echter, de gevolgen voor de mensen- en arbeidsrechten, met name in de mijnbouw en de productie van biobrandstoffen in het Mondiale Zuiden, worden grotendeels over het hoofd gezien. De boosdoener hierbij is niet alleen de lakse criteria voor duurzaamheid in het EU-beleid voor de energietransitie in de energie- en transportsector, maar ook het feit dat er niet wordt ingegaan op de manier waarop we reizen.
Historisch gezien ging de economische groei van Europa gepaard met een intensief gebruik van energie en grondstoffen, met grote gevolgen voor mens en milieu. De energietransitie moet die impact, vooral zorgen over klimaatverandering, luchtverontreiniging en energiezekerheid, aanpakken. Europa loopt voorop in de wereldwijde energietransitie. Het streeft actief naar het gebruik van hernieuwbare energie en een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
Het Europese beleid voor hernieuwbare energie schiet echter tekort op het doorvoeren van ‘due diligence’, waarbij de sociale en milieurisico’s van specifieke grondstoffen of economische actoren worden gecontroleerd en geëvalueerd. Deze nalatigheid heeft tot mensenrechtenschendingen en aantasting van het milieu geleid, die ongecontroleerd bleven. Als gevolg hiervan hebben overheden, investeerders en multinationals de toenemende Europese vraag naar transitiemineralen en biobrandstoffen uitgebuit. Dit heeft in bepaalde gevallen tot schadelijke gevolgen heeft geleid.
De gevolgen van biobrandstof productie
De EU berust op biobrandstoffen voor het wegtransport, om de klimaatcrisis aan te pakken en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen van omstreden regimes zoals Rusland te verminderen. Deze aanpak staat centraal in het pakket ‘Clean Energy for All Europeans’ en de verschillende iteraties van de richtlijn ‘Renewable Energy Directive’ (RED I, II en III), die doelstellingen voor hernieuwbare energie vastlegt voor de energie- en transportsector. Als gevolg van dit beleid nam het Europese verbruik van eerste generatie biobrandstoffen (d.w.z. biobrandstoffen gemaakt van eetbare gewassen zoals onder andere suikerriet, soja, palmolie en raapzaad) tussen 2018 en 2022 met bijna 8% toe.
Een aanzienlijk deel van deze eerste generatie biobrandstoffen wordt geïmporteerd uit landen als Brazilië, Argentinië en Maleisië. Een rapport gepubliceerd door Oxfam België en onderzocht door Profundo (maart 2023) laat de impact van bio-ethanol uit rietsuiker, geproduceerd in Brazilië en Peru voor de Europese markt, goed zien. De uitstoot van broeikasgassen, luchtverontreiniging, overconsumptie en vervuiling van water, ontbossing, verlies aan biodiversiteit, landroof, schendingen van mensenrechten en arbeidsrechten en voedselonzekerheid zijn enkele gevolgen die het rapport beschrijft.
Lange diensten, onveilige werkomstandigheden, magere lonen
Het verhogen van het totale aandeel van hernieuwbare energiebronnen tot ten minste 40% van de totale energiemix verhoogt niet alleen de Europese invoer van windturbines en zonnepanelen, maar ook van de componenten en grondstoffen die nodig zijn om deze te produceren, zoals koper, nikkel, aluminium, kobalt en lithium. Deze toenemende vraag naar transitiemineralen heeft ook nadelige gevolgen voor het milieu en voor mensen- en arbeidsrechten. Zo blijkt uit een onderzoek van Profundo en CNV Internationaal (maart 2023) dat mijnwerkers in Peru en Bolivia extreem lange diensten moeten draaien, voor een mager loon. Ook moeten ze werken in onveilige en ongezonde werkomstandigheden, en worden vakbonden tegengewerkt. Het feit dat steeds meer werknemers via tijdelijke contracten via uitzendbureaus in dienst worden genomen, maakt hen ook kwetsbaarder.
Hernieuwbare energie mag dan beter zijn voor het milieu, het enkel stellen van hogere doelstellingen is niet de allesomvattende oplossing. Toch wordt daar wel op gehamerd. In deze context beweert het International Energy Agency dat de EU-lidstaten, om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten, de productie van biobrandstoffen moeten adopteren en verhogen, de inzet van elektrische voertuigen moeten versnellen en de voortgang van de opwekking van hernieuwbare elektriciteit moeten versnellen.
Schadelijk transport
Zelfs als voertuigen op biodiesel en elektrische voertuigen een betere optie zijn dan rijden op fossiel, gaat het gebruik van personenauto’s in Europa de verkeerde kant op. Zo is het aantal personenauto’s op EU-wegen de afgelopen vijf jaar gegroeid tot meer dan 250 miljoen auto’s in 2023 (dat is iets meer dan één auto per elke twee mensen). Ook het gebruik van zwaardere voertuigen, zoals bestelwagens en SUV’s groeit. Het aantal bestelwagens in de EU is tussen 2017 en 2021 met bijna 9% gegroeid. Zo is ook de verkoop van SUV’s sinds 2011 gestaag toegenomen, momenteel goed voor 49% van alle voertuigverkopen in de EU. Het probleem met zulke grotere voertuigen is dat hoe groter de massa van de auto, hoe groter de hoeveelheid energie nodig is om hem aan te drijven.
Deze trends worden versterkt door de onbetaalbaarheid van het openbaar vervoer, terwijl dat het energieverbruik per reizigerskilometer flink verminderd. Met uitzondering van landen als Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk, Malta en Spanje die goedkope OV-kaartjes hebben ingevoerd (in het geval van Luxemburg zijn alle vormen van openbaar vervoer in het hele land gratis), zijn de meest duurzame vormen van openbaar vervoer in veel Europese landen te duur. Het is dan niet verwonderlijk dat particuliere personenauto’s nog steeds het dominante vervoermiddel zijn in de EU, met gemiddeld minder dan 2 personen per auto. Tegelijkertijd wordt er binnen de Europese Unie momenteel geen belasting geheven op vliegtickets, en is kerosine die voor vliegtuigen wordt gebruikt ook vrijgesteld van belasting. Dit samen handhaaft een lagere prijs voor milieubelastend transport.
Onze infrastructuur moet veranderen om een net-zero economie te kunnen bereiken, en om hernieuwbare energie op te wekken, te transporteren en op te slaan. Maar we moeten meer doen dan middelen veiligstellen hiervoor. Circulaire oplossingen moeten meer prioriteit krijgen, en vervuilend vervoer moet betalen voor de schade die ze berokkent. De opbrengsten kunnen dan worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van meer en beter openbaar vervoer. Belangrijker nog: de EU’s relatie met mobiliteit moet aangepakt moet worden. Dit staat een wereldwijde rechtvaardige transitie in de weg.
Diana Quiroz, senior onderzoeker Profundo