Het effect van het klimaat op de gebouwde omgeving is jarenlang onderschat. Maar daar komt verandering in, gezien ook de aandacht die de gebouwde omgeving krijgt bij de klimaattop COP27 in Egypte. Dutch Green Building Council presenteert vandaag het eerste deel van een open methodiek om klimaatrisico’s voor gebouwen in te schatten.
Steeds meer financiers en beleggers zien dat het veranderend klimaat een serieus risico vormt voor hun gebouwenportfolio. Financiële toezichthouders zoals De Nederlandse Bank en de Europese Centrale Bank maken zich zorgen over de stabiliteit van het financiële systeem door deze fysieke klimaatrisico’s. “Je wilt als eigenaar, belegger, financier of investeerder in vastgoed graag weten waar je risico’s zitten en wat je er aan kunt doen” stelt Jan Kadijk, manager kennis en innovatie bij DGBC.
“De methodiek die we nu ontwikkelen is precies daarvoor bedoeld: Een gebouw of gebied moet niet alleen ‘Paris Proof’, maar ook ‘Climate Proof’ zijn”, zegt Kadijk. Het framework wordt in een open proces met circa dertig partijen ontwikkeld. De transparantie en gezamenlijkheid zijn bijzonder, stelt Kadijk: “Bij bestaande klimaatrisicoscans is vaak niet duidelijk welke databronnen zijn gebruikt, welke aannames en afwegingen er zijn gemaakt. Waarom krijgt het ene gebouw volgens zo’n scan wel last van hittestress en het andere niet?
Gedeelde basis
De uitkomsten waren op gebouwniveau vaak lastig te interpreteren en verschillende scans waren al helemaal niet onderling vergelijkbaar. Doordat we nu voor Nederland een open en transparante methodiek ontwikkelen ontstaat er hier een gedeelde basis en een gelijk speelveld voor verschillende aanbieders van risicoscans. Dat leidt tot uitkomsten die wel onderling vergelijkbaar zijn. Dat is een grote stap vooruit ten opzichte van de black boxes waar de markt tot nu toe mee moest werken.”
De aanpak, waarvan nu het eerste deel is gepubliceerd, behandelt de thema’s die voor Nederland als grootste risico gelden: hitte, droogte, wateroverlast en overstroming. Daarnaast worden in de methodiek verschillende gebouwfuncties onderscheiden zoals wonen, kantoren, zorg en logistiek.
“We kijken in de methodiek eerst naar de kenmerken van het gebied waarin het gebouw is gelegen (‘de omgevingsscore’), dan naar kenmerken van het gebouw zelf (‘de gebouwscore’) en uiteindelijk naar de maatregelen die je kunt treffen om de klimaatrisico’s tegen te gaan, zowel op gebouwniveau als op gebiedsniveau.”
Open data
Er wordt gewerkt met vrij toegankelijke open data uit de KlimaatEffectAtlas van de stichting Climate Adaptation Services (CAS). Daardoor heeft iedereen hetzelfde uitgangspunt en kunnen adviseurs op dezelfde basis bouwen bij het ontwikkelen van instrumenten om bijvoorbeeld hele vastgoedportfolio’s door te rekenen op fysieke klimaatrisico’s.
In het voorjaar van 2023 verschijnt het vervolg, namelijk het bepalen van de gebouwscore (deel 2) en het kiezen van effectieve maatregelen (deel 3). We voorzien dat we de methodiek daarna regelmatig actualiseren, stelt Kadijk. “Het KNMI publiceert bijvoorbeeld eind 2023 nieuwe klimaatscenario’s en waarschijnlijk worden vervolgens ook de kaartdata daaraan aangepast. Het Framework for climate adaptive buildings groeit mee met de kennis, nieuwe scenario’s en de veranderende data en blijft daarmee een levend document.”