Er is meer milieuwinst mogelijk uit recycling, bijvoorbeeld door een exportheffing of -verbod voor kunststofverpakkingsafval naar een aantal landen. Uitgebreidere producentenverantwoordelijkheid kan de recyclebaarheid van producten verbeteren. Dit blijkt uit de zojuist verschenen publicatie van het Centraal Planbureau (CPB) ‘Beleid voor meer milieuwinst met recycling’.
Met de inzet van secundaire grondstoffen zijn belangrijke milieuwinsten te behalen ten opzichte van het gebruik van primaire grondstoffen.
Markten voor secundaire grondstoffen werken door markt- en overheidsfalens op de primaire en secundaire markt echter niet goed. Primaire grondstoffen zijn te goedkoop, omdat milieuschade onbeprijsd is. Verder is sprake van onbenutte schaalvoordelen, bestaan er marktfalens bij ‘groene innovatie’, spelen er informatieproblemen waardoor de kwaliteit van het aanbod laag is en zijn er hoge transactiekosten met name voor huishoudelijk afval. Verder veroorzaakt overheidsbeleid om die marktfalens tegen te gaan zelf barrières.
Door de relatief lage kwaliteit van het afval vindt nu vooral ‘downcycling’ plaats tot laagwaardige producten, waarvan de milieuwinst lager is dan bij recycling tot een ‘gelijkwaardig’ product. Bij kunststof-verpakkingen speelt met name de beperkte kwaliteit door de diversiteit van het materiaal een belangrijke rol. Bij textiel en papier vormt de toegenomen vervuiling van ingezameld afval een probleem. Meer vervuilde stromen zijn minder goed bruikbaar, waardoor zowel de opbrengst als de milieuwinst onder druk komt.
Export van afval naar sommige landen kan leiden tot weglek van milieuschade. Als gevolg van minder stringente milieuwetgeving in sommige landen kan verwerking van dit afval elders tot meer milieu- en gezondheidsschade leiden. Sommige milieu-effecten, zoals plasticsoep, hebben een mondiaal karakter.
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) kan de kwaliteit van het aanbod en de vraag naar secundaire grondstoffen bevorderen door tariefdifferentiatie toe te passen. Producenten en importeurs betalen dan minder voor producten die beter recyclebaar zijn, of voor een deel uit gerecycled materiaal bestaan. De vormgeving van UPV, de transactiekosten en monitoringskosten vormen aandachtspunten. Middelen die met UPV worden opgehaald, kunnen worden ingezet om innovatie te bevorderen.
Het tegengaan van de export van kunststof verpakkingsafval naar een aantal landen door een exportheffing of -verbod kan milieuschade door dumping reduceren. Het gaat dan om landen waar een groot deel van het eigen plasticafval wordt gestort of gedumpt. De kans is groot dat een deel van het kunststofafval dat wij exporteren ook wordt gedumpt. De kosten, juridische haken en ogen rond regulering van export en uitvoerbaarheid door bijvoorbeeld doorvoer via een ander land vormen aandachtspunten.
Statiegeld geeft een prikkel om zwerfafval tegen te gaan. Kunststof zwerfafval heeft negatieve gevolgen voor het milieu, omdat het lang blijft bestaan. Daarnaast geeft statiegeld een bruikbaarder grondstof voor ‘hoogwaardige’ recycling dan andere vormen van inzameling. Nader onderzoek kan uitwijzen of de baten van uitbreiding van statiegeld naar kunststofartikelen die vaker als zwerfafval eindigen, opwegen tegen de kosten.
Informatie aan consumenten en bedrijven en inzamelmethoden die vervuiling beperken, kunnen de kwaliteit van ingezameld afval verbeteren. Informatievoorziening aan huishoudens hoe te scheiden zou de toegenomen vervuiling van gescheiden inzamelingsstromen kunnen terugdringen. Vervuiling kan ook worden beperkt door een andere vorm van inzameling. Zo neemt vervuiling van textiel sterk toe in ondergrondse containers.
Overheidsbeleid gericht op kwantiteit kan averechtse effecten hebben op de kwaliteit van secundaire grondstoffen. Zo kan beleid om de hoeveelheid restafval te beperken leiden tot meer vervuiling van brongescheiden stromen (zoals papier en textiel) en kunnen doelen om zoveel mogelijk huishoudelijk kunststofafval te recyclen leiden tot slechter bruikbaar materiaal.