Consumenten verspillen waarschijnlijk veel meer voedsel dan algemeen wordt aangenomen, zo blijkt uit een onderzoek dat op 12 februari 2020 is gepubliceerd in het open access journal PLOS ONE van Monika van den Bos Verma en collega’s van Wageningen University & Research. Breed gebruikte schattingen houden geen rekening met de effecten van rijkdom op het gedrag van de consument en rijke consumenten verspillen meer voedsel.
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) schat dat in 2005 een derde van al het voedsel dat beschikbaar is voor menselijke consumptie verloren ging of werd verspild – voedsel dat geschikt was voor menselijke consumptie maar niet werd gegeten. Dit cijfer geldt sindsdien nog steeds als referentie voor de wereldwijde omvang van verspilling in de hele voedselketen. Op basis van de schatting van de FAO is in de bestaande literatuur een corresponderend volume van verspilling in eenheden van calorieën berekend – vierentwintig procent van de calorieën ging verloren of werd verspild, en acht van de vierentwintig procent werd verspild bij de consument.
Invloed van welvaart op voedselverspilling
De FAO-methodologie, en de daarop gebaseerde verspillingsschatting in calorieën, houdt echter geen rekening met het gedrag van de consument ten aanzien van voedselverspilling; alleen de voedselvoorziening bepaalt de omvang van de voedselverspilling. Deze studie is de eerste die onderzoekt of en hoe de welvaart van consumenten invloed kan hebben op hun voedselverspilling. Met behulp van een menselijk stofwisselingsmodel en gegevens van de FAO, de Wereldbank en de Wereldgezondheidsorganisatie hebben Van den Bos Verma en collega’s de relatie tussen voedselverspilling en consumentenwelvaart gekwantificeerd. Met behulp van dit model hebben ze een internationale dataset gemaakt die schattingen geeft van zowel de wereldwijde als de landspecifieke voedselverspilling.
Hun resultaten suggereren dat het cijfer van acht procent te laag is en dat consumenten mogelijk verantwoordelijk zijn voor maar liefst negentien procent. De auteurs vonden ook dat, zodra de consumentenwelvaart een bestedingsdrempel van ongeveer 6,70 dollar per persoon per dag bereikt, de voedselverspilling bij consumenten begint te ontstaan. Dat gaat in snel toenemend tempo met stijgende welvaart in het begin en vervolgens in veel langzamer tempo bij hogere welvaart. Dit suggereert dat zelfs landen die behoren tot het hogere segment van de lagere-middeninkomenslanden al een risico lopen op een snelle toename van hun voedselverspilling. Om wereldwijd een lage voedselverspilling te bereiken, moeten we de voedselverspilling verminderen in landen met een hoog inkomen en voorkomen dat deze snel toeneemt in landen die de drempel bereiken.
Andere eigenschappen en motieven
Dit werk is gebaseerd op de voedselbalansen van de FAO, die beperkingen hebben wat betreft hun nauwkeurigheid. Modelstudies vormen een aanvulling op het meten van voedselverspilling. Er zijn, naast de welvaart, ook veel andere eigenschappen en motieven van consumenten die invloed hebben op de voedselverspilling van de consument. Van den Bos Verma en collega’s zijn echter van mening dat de methode achter hun werk kan worden gebruikt als basis om de welvaartselasticiteit van verspilling te introduceren als een nieuw concept in empirische consumptiemodellen om de huidige omvang van voedselverspilling beter te begrijpen en te beoordelen en te helpen bij het meten van de wereldwijde vooruitgang in het verminderen van voedselverspilling (SDG 12.3).