Op het wereldtoneel lijken de panelen van invloed en macht voortdurend te schuiven. De rolverdeling tussen politiek, bedrijfsleven en burger ziet er vandaag de dag anders uit dan 25 jaar geleden. De burger wordt door de politiek opgeroepen meer te participeren in de samenleving. Het bedrijfsleven laat steeds luider haar stem horen in maatschappelijke en duurzaamheidskwesties. Hoe wenselijk is dit? Van Prof. Dr. Ir. André Nijhof mag het best wat meer, en graag wat minder vrijblijvend.
Ambitieuze doelstellingen
“I’ve never heard so many CEOs talk politics. Richard Branson says that’s a good start.” Deze quote werd recent online gepubliceerd. Het illustreert de opkomst van de ‘corporate voice’ in de beleidsvorming rond de ambities van de Sustainable Development Goals (SDGs) die door de Verenigde Naties in September 2015 zijn vastgesteld. Waarbij de eerste RIO-conferentie nog gedomineerd werd door regeringsleiders, zagen we bij COP-21 – het Sustainable Innovation Forum in Parijs – dat vooral CEO’s ambitieuze doelstellingen uitten. En het belangrijkste beleid om het leegvissen van de oceanen tegen te gaan is het Marine Stewardship Council (MSC label). Dit label werd geïnitieerd door Unilever samen met het WWF en wordt inmiddels beheerd door een onafhankelijk instituut. In dit hele proces rond de ontwikkeling van het MSC label is er nauwelijks een rol voor overheden.
‘Licence to operate’
Is dit geen vreemde ontwikkeling? Zou het eigenlijk niet aan overheden moeten zijn om te bepalen hoe we met onze leefomgeving willen omgaan? Dat is wel het traditionele beeld van de ‘liberal theory of the firm’. In die theorie mag een bedrijf een rol spelen indien het voldoet aan de regelgeving die door de politiek is vastgesteld en wellicht lokale projecten steunt om de ‘license to operate’ te versterken. Oogluikend staan we toe dat achter de schermen flink gelobbyd wordt door bedrijven, maar het beeld waar we traditioneel van uitgaan is dat bedrijven zich verre moeten houden van politiek.
Dat beeld is fundamenteel gewijzigd door het globale karakter van de maatschappelijke vraagstukken waar we ons voor gesteld zien. De keuzes die in een bestuurskamer worden gemaakt over bijvoorbeeld de grondstoffen die gebruikt worden, waar ter wereld de arbeid wordt ingezet en hoe de benodigde energie wordt opgewekt, hebben op andere plekken in de wereld een enorme impact. Voor dit soort vraagstukken geldt dat er doorgaans sprake is van geen of marginale wetgeving, terwijl er in onze transparante maatschappij wel steeds meer zicht is op de impact van deze keuzes. Dat leidt tot directe, politieke debatten tussen non-governementele organisaties en bedrijven waarin regulerende kaders worden vastgesteld. Op globaal niveau zijn de roundtables van het Initiatief Duurzame Handel hier voorbeelden van, maar ook op regionaal en lokaal niveau zien we vergelijkbare processen rond bijvoorbeeld energie coöperaties. De academici Scherer en Palazzo* noemen dit ‘the deliberative theory of the firm’ waarbij bedrijven om legitiem te zijn actief moeten bijdragen aan het ontwikkelen van regulerende kaders om oplossingen te creëren voor de huidige maatschappelijke vraagstukken.
Keuzes maken
De veranderende rol van bedrijven heeft grote gevolgen voor wat goed bestuur betekent in de huidige ontwikkeling rond duurzaamheid. Maatschappelijk verantwoord ondernemen werd in het verleden soms gezien als een lovenswaardige, maar ook vrijblijvende activiteit. Tegenwoordig is het meer en meer een strategisch onderwerp waarbij het bestuur van een bedrijf zich niet volgend kan opstellen, maar pro-actief moet nagaan voor welke maatschappelijke thema’s zij verantwoordelijkheid wil nemen. Keuzes maken is daarbij cruciaal want geen enkel bedrijf is groot genoeg om als het mythische figuur Atlas de hele wereld op haar schouders te nemen. En dat blijkt lastig, want ondanks vele jaren debat over materialiteitsanalyses – het afwegen van de belangen van de (maatschappelijke) stakeholders tegen over die van de eigen organisatie – zijn de meeste geïntegreerde jaarverslagen nog steeds overzichten van wat er allemaal speelt in plaats van dat er echt wordt gestaan voor de materiële thema’s. En dat is een gemiste kans. Want als bedrijven het vertrouwen willen waarmaken als legitieme partijen in de politiek rond duurzaamheid, is het bepalen van de belangrijkste thema’s in de keten van een bedrijf en vervolgens vanuit een oprechte intentie daar samen met ketenpartners aan werken een cruciale basis. In Nederland hebben we daar bij kleine bedrijven – zoals Fairphone en Tony Chocolony – en grote bedrijven – zoals Unilever en DSM – voorbeelden van die internationaal erkenning krijgen. Ik hoop dat er nog vele zullen volgen.
Prof.Dr.Ir. André Nijhof is professor Sustainable Business & Stewardship aan Nyenrode Business Universiteit. Tevens is hij lid van het panel van deskundigen van de transparantiebenchmark en visiting professor bij Upeace in Costa Rica en Chang Gung Universiteit.