Hendersons harde aanval op de beweging voor verantwoord ondernemen weerspiegelt het geloof van de vrije-markteconoom in de ‘onzichtbare hand’ (Adam Smith, 1776) die ervoor zorgt dat economische welvaart, maatschappelijk welzijn en milieukwaliteit vanzelf uit de bus rollen wanneer de vragers en aanbieders van producten en diensten maar vrijelijk hun gang kunnen gaan. Maar de frictieloze en informatieperfecte wereld die hiervoor nodig is, bestaat niet. Arbeidsomstandigheden, openbare veiligheid en milieukwaliteit zijn niet verhandelbaar. Het kernprobleem van onze tijd is juist dat maatschappelijke solidariteit, sociale cohesie, natuur en leefomgeving worden overheerst door een economische groei die eenzijdig gericht is op winstgevendheid, consumptie en aandeelhouderwaarde hier en nu. Zonder maatschappelijke (zelf)regulering – door overheid, huishoudens en bedrijven – ontpopt zich een wereldwijde ’tragedy of the commons’ met catastrofale gevolgen. Helaas komt dat risico niet tot uiting in de Oeso-statistieken.
In de afgelopen decennia zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor mensen wereldwijd ongelijker geworden. Honger en armoede zijn niet verminderd. Militaire conflicten en economische migratie zijn toegenomen. Ook westerse industriële samenlevingen vertonen tekenen van verharding, verloedering en desintegratie. Degradatie van natuurlijke hulpbronnen en milieukwaliteiten schrijdt voort (denk aan tropenbossen, zoetwatervoorra-den, berggebieden en wetlands). Multinationale bedrijven zijn groter en invloedrijker geworden. Nationale overheden zijn relatief zwakker geworden of nog steeds niet democratisch geworteld. De vraag is wie dan verantwoordelijk is of kan zijn voor duurzame ontwikkeling als waardecreatie voor economie, welzijn en milieu. De consument natuurlijk. Allicht, huishoudens hebben óók hun verantwoordelijkheid voor waardetoevoeging op de genoemde drie fronten. Oneconomisch, asociaal en milieuvijandig huishouden moet worden ontmoedigd. Daarnaast liggen er belangrijke taken voor grote bedrijven. Het gaat om economisch duurzame bedrijfsvoering, waardoor continuïteit wordt gewaarborgd. Voor de bedrijven zelf, maar ook voor andere belanghebbenden. Het gaat om diverse welzijnsbijdragen voor allerlei stakeholdergroepen. En het gaat om bescherming en bevordering van de kwaliteit van natuur, milieu en leefomgeving. Simpele zaken voor Nederland: meer aandacht voor bedrijfsafhankelijke stakeholders (werknemers, omwonenden, toeleveranciers) en een algehele vermindering van ruimtebeslag, omgevingslawaai, energiegebruik, lichtverspreiding, transport, afval en andere emissies; daar zit welzijns- en milieuwinst in. De overheid moet dat (beter) in de gaten houden, stimuleren en reguleren.
Vormen welzijns- en milieubijdragen van ondernemingen dan nieuwe concurrentiedimensies? Ja, en wie daar visionair in durft te opereren werkt aan een betere, evenwichtiger wereld die niet alleen draait om geld, materiële productie en consumptie. Dat is de nieuwe bedrijfsethiek van deze tijd. Over visie en strategie is onderzoek en debat nodig met verschillende betrokkenen, want duurzame ontwikkeling is inderdaad een lastig begrip. Met kortzichtig aandeelhouderkapitalisme wordt het paard achter de wagen gespannen. De IMF-bijbel over wereldwijde liberalisering wordt regelmatig gehekeld door Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz.
De markteconoom Henderson lijkt dit niet gemakkelijk in te zien. Hij schijnt vooral bang te zijn dat ondernemen (nog) ingewikkelder en kostbaarder wordt, en dat de handelingsvrijheid van onderne-mers verder wordt beperkt. Die angst is niet ongegrond; duurzaam ondernemen vraagt lef en doorzet-tingsvermogen alsook afstemming op andere belanghebbenden. ‘Ik geloof dat bedrijven zich inderdaad verantwoordelijk moeten opstellen en dat daarop moet worden toegezien’, schrijft Henderson. Maar hij geeft daarbij geen enkele aanwijzing over het wat, hoe en wie. Het falen van de vrije markt en de tekorten van nationale overheden in het beschermen van kwetsbare groepen en het veiligstellen van collectieve goederen maken dat de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en huishoudens een (veel) grotere rol moet gaan spelen. Voortdurende waardetoevoeging in drie dimensies, dáár gaat het om. Wie meer macht heeft, kan daar meer werk van maken.
Prof. dr. S.M. Lindenberg is socioloog, prof. dr. A.J.M. Schoot Uiterkamp is milieukundige, prof. dr. C.A.J. Vlek is psycholoog en prof. dr. A. van Witteloostuijn is econoom. Allen zijn als hoogleraar verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en deelnemer aan het project ‘Towards a comprehensive model of sustainable corporate performance’.