Wel twijfelen veel mensen aan het nut. Zij informeren naar alternatieven en vrezen risico’s. Persoonlijke keuzevrijheid van de consument dient in elk geval gegarandeerd te blijven, en de overheid moet aan wetenschap en bedrijfsleven duidelijke voorwaarden stellen. Uiteindelijk luidt de uitkomst dus: het publiek heeft nauwelijks vat op deze materie, het thema brengt de gemoederen ook niet echt in beroering, reserve is voorlopig geboden, want wat de burger niet kent dat eet hij niet, en voor de rest zoekt de overheid het maar uit.

Een overwegend lauwe reactie, kortom. Heeft de commissie gefaald in haar opdracht om het publiek bij het thema te betrekken? Nee, want tachtig organisaties en tweehonderd scholen hebben debatactiviteiten ontwikkeld, de website trok 44.000 bezoekers en advertenties in kranten hebben meer dan 25.000 reacties opgeleverd. Als al die respons niettemin een gereserveerd beeld oproept, ligt dat niet aan de commissie. Want die kon niet veel meer doen dan registreren hoe de vlag erbij hangt vandaag.

Of had ze wel meer kunnen doen? Op minstens één punt wel. Het rapport wekt namelijk de indruk dat de commissie heeft zitten klungelen met de ethische kanten van haar thema.

Het klinkt bijna als een opluchting wanneer de commissie bij herhaling rapporteert: ‘Louter ethische of levensbeschouwelijke discussies zijn niet of nauwelijks gevoerd. Een minderheid van de deelnemers redeneert vanuit ‘principeregels’. Een nog kleinere minderheid redeneert vanuit levensbeschouwelijke beginselen.’ Nutsoverwegingen ziet de commissie als veel bepalender. Heeft een bepaalde toepassing nut, is zij noodzakelijk omdat er geen alternatieven zijn, hoe veilig is het allemaal, hoe zit het met de risico’s voor gezondheid en omgeving? Zulke overwegingen.

Maar tegelijk constateren Terlouw en de zijnen dat de debatdeelnemers voortdurend ethische afwegingen maken. En zij voorspellen: standpunten die te maken hebben met de kwaliteit van het bestaan, standpunten die veelal hun oorsprong hebben in levensbeschouwing, in ethiek, in langetermijnvisie, kunnen wezenlijke argumenten opleveren voor de aanvaardbaarheid of de onaanvaardbaarheid van biotechnologische toepassingen in de voedselketen; een stelling die overigens beperkt blijft tot één zin op honderdachtentwintig bladzijden. Hier verslikt de commissie zich. Haar positie is zowel inconsequent als eenzijdig.

Het is inconsequent om tegelijk te constateren dat de debatten niet noemenswaard zijn bezwaard met ethiek, principeregels, ononderhandelbare standpunten op levensbeschouwelijke grondslag, en tegelijk van zulke standpunten wezenlijke argumenten te verwachten. Het is bovenal heel eenzijdig om ethiek te beperken tot principiële positiebepalingen, over het instandhouden van soortgrenzen bijvoorbeeld, of over de ontoelaatbaarheid van ingrepen in de natuur van gewassen of dieren, laat staan van mensen. Want ook wanneer mensen zich uitspreken over veiligheid, gezondheid, aanvaardbare risico’s, behoud van de natuurlijke omgeving, of over rechten van boeren in ontwikkelingslanden, doen zij uitspraken met een onmiskenbaar ethisch gehalte. Ethiek gaat niet alleen over massieve en onwrikbare beginselen, maar ook en zelfs meestal over een aanvaardbaar evenwicht tussen rechten en belangen van individuen en groepen. ‘Nut voor alle betrokkenen’ is een fundamenteel ethisch begrip.

Is het erg dat de commissie wat klungelt als het over ethiek gaat? Haar interpretatie van de debatuitkomsten doet op dit punt wat primitief en gedateerd aan, en dat is jammer maar niet desastreus. Erg zou het pas zijn als de inconsequente en eenzijdige opvatting van de commissie over ethiek zou gaan doorwerken in toekomstig beleid.

Laat het zo zijn dat vandaag de publieke reactie op biotechnologie in voedsel nog betrekkelijk lauw is. Dat wordt anders wanneer mettertijd de ontwikkelingen dichterbij komen en onomkeerbaar blijken. Dan zullen we de ethiek nog hard nodig hebben. Want de kwaliteit van de standpunten die we dan innemen zal verbeteren naarmate de ethische aspecten meer expliciet worden gemaakt. En dan is een evenwichtige opvatting over ethiek een levensnoodzaak, en conceptueel geklungel een blok aan het been.

Ronduit naïef was de commissie toen zij zeer onlangs op de voorpagina van een aantal landelijke dagbladen de ingezonden mededeling publiceerde: ‘Het debat Eten en genen over biotechnologie en voedsel is afgerond’. Niet dus. Als werkelijk publiek debat moet het nog grotendeels beginnen. De kans op succes zal groter worden als wij erin slagen om het te organiseren als een publiek debat over zaken die ons allen heel direct raken. Als een ethisch debat dus.

Henk van Luijk is filosoof en oud-hoogleraar bedrijfsethiek.