Hoe mooi is het wanneer Rotterdamse buurbedrijven hun krachten bundelen om hun productie én die van hun omgeving te verduurzamen? AVR en Tronox zijn die weg ingeslagen binnen het samenwerkingsverband e-THOR. Deze samenwerking tussen Deltalinqs, SmartPort, AVR en Tronox heeft recent aangetoond dat AVR en Tronox een kansrijk project kunnen starten met een elektrolyser voor de productie van groene waterstof, zuurstof, methanol en andere chemische producten. En dat allemaal met behulp van bestaande (rest)stromen. Het onderzoek hiernaar werd uitgevoerd door TNO met steun van de Topsector Energiestudies Industrie.
De technische haalbaarheid van een 5 MW elektrolyser is door het onderzoek aangetoond. Daarmee kunnen AVR en Tronox groene waterstof en zuurstof gaan produceren. De economische haalbaarheid is nog niet zeker, daarvoor willen de bedrijven de markt voor waterstof nader onderzoeken. TNO verkende ook een eventuele opschaling naar 100 MW. Dat zou de kostprijs van waterstof verder verlagen.
Proces
Hoe het werkt? Om te beginnen kan AVR door afvalverbranding de benodigde elektriciteit opwekken. Deze elektriciteit wordt ingezet in een elektrolyser, die water splitst in waterstof en zuurstof. De zuurstof is bruikbaar voor Tronox voor de productie van pigmenten. De waterstof kan fungeren als industriële grondstof of als brandstof voor bijvoorbeeld de logistieke sector. En met CO van Tronox en CO2 van AVR kunnen deze bedrijven er ook methanol of andere chemische producten van maken. Daar is in de Rotterdamse haven veel vraag naar. Tot slot is de elektrolyser een potentiële bron voor een warmtenet.
Kosten besparen
Voordelig voor de businesscase zijn de kostenbesparingen. ‘Voor ons is het lucratief om niet langer elders zuurstof in te moeten kopen’, zegt Dimitri Quist, manager procesveiligheid en milieu bij Tronox. ‘Daarnaast is het een voordeel dat het de mogelijkheid biedt om onze CO-afgasstroom te kunnen verwaarden. Zonder de elektrolyser moeten we CO eerst via een kostbaar verbrandingsproces omzetten in CO2. Dat gaat vervolgens de lucht in en heeft dus geen toegevoegde waarde voor ons proces.’