IHC Caland is verreweg de grootste Nederlandse investeerder in Burma. Het bedrijf werkt samen in een gaswinningsproject met een consortium waarin onder andere het Maleisische Petronas en het Burmese staatsbedrijf MOGE werkzaam zijn. Burma wordt al jaren geregeerd door een keiharde militaire dictatuur. In navolging van het dringende verzoek van de Burmese oppositie roepen tal van maatschappelijke organisaties het bedrijf al jaren op om diens activiteiten in Burma te staken. De Vakbonden FNV en CNV hebben nog steeds een formele klacht tegen IHC lopen vanwege diens werkzaamheden in Burma bij het Nationaal Contactpunt (NCP) van de Nederlandse regering. Vrijwel alle Tweede Kamerfracties (van links tot rechts), de regering en diverse banken hebben het bedrijf eveneens in het verleden onder druk gezet om diens activiteiten in Burma te staken.
In 2003 heeft IHC enkele positieve stappen gezet, mede n.a.v. overleg met zowel de vakbonden als Milieudefensie en Burma Centrum. Zo heeft de directie in juni haar zorgen over de slechte mensenrechtensituatie overgebracht aan de Burmese ambassadeur in Londen (gevolgd door een persverklaring). Ook heeft het bedrijf diens zakenpartner in Burma, Petronas, opgeroepen om de OESO-richtlijnen in Burma te respecteren. Al eerder had IHC bekend gemaakt geen nieuwe opdrachten meer aan te nemen in Burma en het huidige contract niet te verlengen.
Het Burma Centrum beschouwt dit als positieve stappen, maar tegelijkertijd als onvoldoende. Het bedrijf had namelijk in de zomer van 2003 ingestemd met het verzoek van Burma Centrum en Milieudefensie om -n.a.v. relevante nieuwe rapporten van gerenommeerde organisaties (bv. VN, ILO, Amnesty etc.) het regime structureel op te roepen om de mensenrechten te verbeteren.” Het BCN heeft sindsdien diverse rapporten van VN, ILO etc. naar IHC gestuurd, met het verzoek om deze voor een dergelijke oproep te gebruiken. Dit heeft het bedrijf (nog) niet gedaan. IHC zou meer kunnen doen voor de mensenrechtensituatie in het land waar het tegen bijvoorbeeld het officiële economische ontmoedigingsbeleid ten aanzien van Burma van de Nederlandse regering in- economisch actief is. De directie van IHC zou bijvoorbeeld hoogstpersoonlijk het Burmese regime zelf aan kunnen schrijven of zelfs bezoeken om deze belangrijke zaak te bespreken. Ook zou IHC de andere partners van het genoemde consortium, waaronder met name staatsbedrijf MOGE, aan kunnen spreken op het belang van respect voor mensenrechten en het tegengaan van dwangarbeid.
Het Burma Centrum zal net als andere maatschappelijke organisaties- IHC op deze zaken blijven aanspreken. De beste optie blijft overigens nog altijd dat IHC Burma zo spoedig mogelijk verlaat.