In de definitie van maatschappelijk ondernemen gaat de SER in op de rol van de onderneming: “het bewust richten van ondernemingsactiviteiten op waardecreatie op langere termijn” rond de dimensies profit, people en planet. De SER zegt verder dat “maatschappelijk ondernemen inhoudt dat van extrinsieke sturing wordt overgegaan naar intrinsieke sturing”. De SER gaat ervan uit dat aanvul-lende wetgeving voorals-nog niet noodzakelijk is.
Amnesty International waardeert het dat in aanvulling op het SER-advies door de staatssecretaris drs. G. Ybema een aanvullende notitie is gepubliceerd over MVO en het financieel buitenlandinstrumentarium d.d. 4 mei j.l.. Deze notitie is voor ons aanleiding tot het volgende commentaar.
MVO gaat volgens ons over verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen. Bedrijven hebben niet alleen de verantwoordelijkheid om winst (profit) te maken maar ook zorg te hebben voor het milieu (planet) en mensen (people). Vanuit Amnesty vinden wij dat zij naast het afleggen van verantwoording inzake de economische activiteiten ook verplicht , openbaar moeten rapporteren over hun activiteiten ter bevordering van mensenrechten, waaronder fundamentele arbeidsnormen zoals verbod op discriminatie, verbod op dwangarbeid en verbod op kinderarbeid.
Ter toelichting op het Manifest Profijt van Principes, ondertekend door ongeveer tachtig maatschappelijke organisaties, wil ik vanuit de samenwerkende organisaties de volgende twee punten toelichten: ons pleidooi voor het opzetten van een kennis- en promotiecentrum MVO en ten tweede het belang van verplichte openbare, periodieke sociale- en milieurapportage van bedrijven over hun activiteiten in het buitenland.
Het kennis- en promotiecentrum
Amnesty International pleit samen met een groot aantal andere maatschappelijke organisaties voor een onafhankelijk kennis- en promotiecentrum MVO dat zich bezig houdt met de internationale context waarin Nederlandse bedrijven opereren.
In de kabinetsnotitie wordt erkend dat internationaal vastgelegde normen, waaronder in het bijzonder de fundamentele arbeidsrechten niet vrijblijvend zijn. Verder stelt de kabinetsnotitie dat het kenniscentrum ‘een belangrijke functie’ heeft om er voor te zorgen ‘dat Nederlandse ondernemers deze rechten overal en te allen tijde in de praktijk brengen’.
Mede in dat licht pleiten wij vanuit de samenwerkende organisaties voor de volgende taken van het centrum:
– voorlichting aan alle betrokken partijen bij verantwoord ondernemen, onder meer via een uitgebreide website;
– het doen/bevorderen van beleidsgericht onderzoek naar de internationale ontwikkelin-gen op het gebied van MVO (WTO, ILO, UN, EU etc.), inclusief het opbouwen van juridische en bestuurlijke expertise op dit gebied;
– het ondernemen van proefprojecten samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en wetenschappelijke instellingen, het bekend maken en actief bevorderen van de opgedane kennis; (een deel van het onderzoek kan worden uitbesteed aan andere onderzoeksinstellingen); daarbij hoort ook het doen van onderzoek naar op specifieke bedrijfssectoren- – inclusief hun uitbestedingsketen – toegesneden systemen voor externe verificatie en uitvoering daarvan;
– indien gewenst ondersteuning bieden aan (de ontwikkeling van) onafhankelijk gecontroleerde gedragscodes en keurmerken en de samenwerking op dit gebied van bedrijven/bedrijfstakken, vakbonden en NGO’s;
– het opzetten van productdossiers en productlabels die informatie verschaffen over de hele productieketen;
– het ontwikkelen van criteria voor adequate externe controle en verificatie, alsmede accreditatie van controle-instanties.
Het bevreemd ons dat de staatssecretaris in zijn brief aan de Kamer van 31 mei meent dat het kenniscentrum geen ‘onderzoeksinstelling’ moet worden omdat er al elders onderzoek wordt gedaan. Wij menen dat beleids- en toepassingsgericht onderzoek door het centrum wel degelijk een grote toegevoegde waarde heeft. Natuurlijk moet het centrum daarbij zoveel mogelijk gebruik maken van onderzoek dat elders is gedaan.
Het kenniscentrum zou een bestuur moeten hebben van mensen met bewezen expertise op het terrein van ‘MVO internationaal’. Deze komen uit de kringen van werkgevers, werknemers, NGOs, de academische wereld en eventueel overheid, maar functioneren op persoonlij-ke titel.
Openbare rapportage over gedragscodes met onafhankelijk toezicht
Onafhankelijk toezicht op rapportages van bedrijven is essentieel voor het realiseren van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Daarom pleiten wij voor:
– een verplichting van bedrijven tot een periodieke openbare sociale- en milieurappor-tage met betrekking tot hun activitei-ten in het buitenland;
– een gedragscode voor verantwoord ondernemen, gebaseerd op internationale verdra-gen en de OESO Richtlijnen, die als leidraad dient voor de rapportage;
– het gefaseerd invoeren van toezicht op rapportages van bedrijven door een onafhankelijke instantie, om te beginnen met (een plan van aanpak) tot naleving van de funda-mentele arbeidsnormen en de ‘internationale afspraken ter voorkoming van milieu-schade in het buitenland’;
Een mechanisme voor onafhankelijk toezicht over wel of niet naleven van de gedragscodes en het daarover publiekelijk rapporteren.
Bijlage: Manifest Profijt van Principes
Enkele vragen:
* Welk internationaal toezichtsmechanisme, naast het jaarlijkse Global Report, bepleit Nederland in ILO verband voor de fundamentele arbeidsnormen?
* Welke positie gaat Nederland tijdens de Vierde Min-isteriële Conferentie van de WTO in Qatar innemen t.a.v. handel en arbeidsrechten?