Een Europese uitstootbelasting van €50 per ton CO2 voor de industrie-, energie- en transportsector zal slechts een beperkt effect hebben op de concurrentiepositie van Nederland en de meeste andere EU-landen. Wel worden Centraal- en Oost-Europese landen harder geraakt, vooral in de energiesector. Als er een uitstootbelasting voor de invoer van niet-Europese goederen naast komt, zal dit bovendien zorgen voor een gelijker speelveld op de Europese interne markt. Dat blijkt uit een nieuwe analyse van DNB. DNB is mede daarom voorstander van de recente Europese voorstellen voor betere uitstootbeprijzing.
Fit for 55
De Europese Commissie (EC) heeft in juli een omvangrijk pakket voorstellen ‘Fit For 55’ gepresenteerd om de klimaatdoelstelling van 55% uitstootreductie in 2030 te halen. Onderdeel hiervan zijn voorstellen voor betere uitstootbeprijzing, via aanscherping van het huidige Europese emissiehandelssysteem (ETS), invoering van een nieuw ETS voor sectoren die vooralsnog buiten schot bleven en hogere minimum-energiebelastingen. Ook bevat het pakket een voorstel voor een CO2-heffing aan de Europese grens, het zogeheten Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), voor de invoer van elektriciteit, ijzer & staal, cement, aluminium en kunstmest.
Het toekennen van een prijs aan broeikasgas is de meest efficiënte manier om de uitstoot hiervan terug te dringen. Uitstoot wordt nu nog onvoldoende beprijsd, onder andere vanwege zorgen over negatieve effecten op de concurrentiepositie. Uit een nieuwe analyse van DNB blijkt echter dat beprijzing op Europees niveau voor de meeste landen niet leidt tot een significante verslechtering van de concurrentiepositie. Bovendien kunnen de beperkte negatieve effecten voor de interne markt grotendeels worden weggenomen door invoering van een CBAM voor een aantal uitstootintensieve producten. Desalniettemin kunnen voor de landen en sectoren die wel hard geraakt worden door hogere belastingen tijdelijke compensatiemaatregelen nodig zijn.
Gevolgen Europese uitstootbeprijzing voor concurrentiepositie beperkt
Momenteel bedraagt de ETS-prijs ruim €50 per ton CO2 en deze geldt momenteel alleen voor bepaalde delen van de industrie en de energiesector. In deze analyse is berekend wat er gebeurt als Europa €50 per ton CO2 heft over de uitstoot van nagenoeg de gehele industrie, energie- en transportsector. Er is voor deze sectoren gekozen omdat het ruwweg overeenkomt met de huidige ‘Fit for 55’-voorstellen voor uitbreiding van het ETS naar gas en transport en voor afschaffing van de gratis rechten voor de industrie en luchtvaart.
De productiekosten voor de hele Europese economie stijgen bij een CO2-prijs van €50 op de korte termijn met gemiddeld 0,7%, en in Nederland met 0,8% (figuur 1). In een aantal Centraal- en Oost-Europese (COE) landen zijn de effecten groter, met een gemiddelde productiekostenstijging van 1,7%. De effecten zijn forser voor de uitstoot-intensieve energiesector (elektriciteit en gas), waar productiekosten in de EU gemiddeld met 8% stijgen, en in COE-landen zelfs met 18%. In een aantal uitstoot-intensieve industrieën zoals metaal, chemie en cement ligt de kostenstijging ook hoger dan gemiddeld, maar in de meeste landen blijft die wel beperkt tot 4% of lager.
De gevolgen op de export-concurrentiepositie (stijging productiekosten ten opzichte van alle handelspartners van een land) zijn met 0,5% in de EU en Nederland over het algemeen kleiner dan op grond van de productiekostenstijging zou kunnen worden verwacht (figuur 2). Dit komt doordat de meeste EU-landen vooral handelen met andere EU-landen, die ook te maken hebben met een uitstootbelasting. Desondanks is de verslechtering van de export-concurrentiepositie in COE-landen gemiddeld ruim twee keer zo hoog als het EU-gemiddelde. Dit geldt ook voor Griekenland en Cyprus omdat deze landen veel handelen met niet-EU landen.
CBAM blijkt een effectief instrument
De invoering van een CBAM zorgt ervoor dat een gelijk speelveld behouden blijft op de interne markt. Hierdoor wordt de invoer uit landen die hun uitstoot minder (of niet) belasten namelijk ook duurder. Als gevolg van een CBAM kunnen de productiekosten van Europese bedrijven echter ook verder toenemen wanneer zij halffabricaten van buiten de EU gebruiken in hun productieproces. Dit effect blijkt met 0,2% echter zeer gering omdat slechts beperkt gebruik wordt gemaakt van niet-Europese halffabricaten. Door de CBAM en uitstootbelasting stijgen de importprijzen voor de EU met gemiddeld 1,3%, tegenover een prijsstijging van binnenlandse productie van 0,9% (figuur 3). Het negatieve effect van een uitstootbelasting op de concurrentiepositie, ook ten opzichte van landen buiten de EU, wordt voor de meeste landen inclusief Nederland dus volledig ongedaan gemaakt door een CBAM. Opnieuw zijn er grote verschillen tussen EU-landen. Ondanks de CBAM verslechtert de concurrentiepositie van de helft van de COE-landen namelijk wel nog licht.
In de praktijk zal het effect van een uitstootbelasting op kosten en concurrentiepositie waarschijnlijk lager liggen dan onze berekeningen laten zien. Dit komt deels doordat bedrijven in reactie op de belasting hun uitstoot verminderen, wat ook de bedoeling is van uitstootbelasting, en omdat de uitstootintensiteit de laatste jaren al is gedaald terwijl deze berekeningen gebaseerd zijn op data van het jaar 2015. Wel laten de berekeningen zien dat de concurrentiepositie van uitstoot-intensieve sectoren in een aantal landen toch significant geraakt kan worden door een uitstootbelasting, ondanks de CBAM. Zo beschermt de CBAM niet de export-concurrentiepositie, waardoor in enkele hard getroffen sectoren mogelijk extra steunmaatregelen nodig zijn, zoals subsidies voor verduurzaming. Ook kan er gedacht worden aan andere tijdelijke compensatiemaatregelen, zoals uitbreiding van het Social Climate Fund. Hierbij is het wel belangrijk dat deze maatregelen niet ten koste gaan van de prikkel tot verduurzaming.
Lees ook het interview met DNB-onderzoekers Yannick Hemmerlé en Guido Schotten.