1
Hebt u kennisgenomen van het feit dat de aanbevelingen van de commissie Burgmans over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en corporate governance niet of nauwelijks zijn verwerkt in de door de commissie Frijns aangepaste Code Tabaksblat1?

Antwoord
Ik heb kennisgenomen van het artikel in Trouw van 11 december 2008 waarnaar wordt verwezen. In dat artikel wordt aangegeven dat maatschappelijk verantwoord ondernemen slechts in de preambule van de door de commissie Frijns aangepaste Nederlandse corporate governance code is opgenomen. Ik constateer echter dat in de geactualiseerde Code niet alleen in de preambule, maar ook in de principes en best practice bepalingen van de Code ten aanzien van de taak en werkwijze van het bestuur en van de Raad van Commissarissen (RvC) een expliciete verwijzing naar maatschappelijk verantwoord ondernemen is opgenomen. Zo bepaalt principe II.1 dat het bestuur is belast met het besturen van de vennootschap, hetgeen onder meer inhoudt dat het verantwoordelijk is voor de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. Dit wordt in best practice bepaling II.1.2 geconcretiseerd door aan te geven dat het bestuur de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen ter goedkeuring aan de RvC voorlegt. Uit principe III.1 blijkt dat de RvC bij zijn 1 Trouw 11 december 2008, “Code Takabsblat is meer dan formaliteit” taakvervulling en de daarbij behorende belangenafweging ook de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen betrekt. Best practice bepaling III.1.6 bevat ter uitwerking hiervan dat het toezicht van de RvC onder andere de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen omvat. Dit is overeenkomstig de aanbeveling van de commissie Burgmans om bepalingen over MVO in de Nederlandse corporate governance code op te nemen. De commissie Burgmans heeft hier concrete suggesties voor aangereikt die, op één uitzondering na, allen zijn overgenomen. De uitzondering betreft de suggestie van de commissie Burgmans om in de Code op te nemen dat bij het handelen van institutionele beleggers als aandeelhouder van beursgenoteerde vennootschappen ook de maatschappelijke aspecten van ondernemen worden betrokken. De commissie Frijns heeft in haar verantwoording aangegeven dat deze suggestie het bereik van de Code te buiten gaat.

2
Wat is uw oordeel daarover, gezien het feit dat u de commissie Frijns heeft gevraagd ‘om de aanbevelingen van de commissie Burgmans te betrekken bij de actualisatie van de commissie Tabaksblat’?

Antwoord
Ik ben van mening dat de aanbevelingen van de commissie Burgmans op één na zijn overgenomen door de commissie Frijns zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven. Ik verwijs in dit verband ook naar het onderscheid dat in het advies van de commissie Burgmans wordt gemaakt tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven. Hoewel de Nederlandse corporate governance code alleen van toepassing is op beursgenoteerde ondernemingen, blijkt in de praktijk dat voor veel niet-beursgenoteerde bedrijven, maar ook instellingen, de Code als leidraad voor governance vragen zeer goed bruikbaar is. De commissie Burgmans stelt dan ook te verwachten dat de bepalingen over MVO in de Code Tabaksblat ook van invloed zullen zijn op niet-beursgenoteerde bedrijven.

Uw Kamer ontvangt overigens in het eerste kwartaal van 2009 de kabinetsreactie op de geactualiseerde Code Tabaksblat. De Code is reeds te raadplegen via de website van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (www.commissiecorporategovernance.nl).

3
Bent u van mening dat het ontbreken van de belangrijkste aanbevelingen van de commissie Burgmans (elk bedrijf heeft een beleid voor MVO, rapporteert jaarlijks en heeft een dialoog met belanghebbenden; in de Nederlandse corporate governance code worden aanbevelingen over MVO opgenomen) strijdig is met de kabinetsvisie op MVO?

Antwoord
Ik zie geen strijdigheid met de kabinetsvisie op MVO nu er bepalingen over MVO in de Nederlandse corporate governance code zijn opgenomen. Deze bepalingen komen erop neer dat elk bedrijf waar de Code op van toepassing is een beleid voor MVO heeft. In de Code wordt aangegeven dat de hoofdzaken van de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen in het jaarverslag vermeld dienen te worden (best practice bepaling II.1.2). Een beleid voor MVO en het verslag daarover zijn concrete aanknopingspunten voor een dialoog met aandeelhouders én overige belanghebbenden stelt de commissie Burgmans.

4
Op welke wijze gaat u de integratie van MVO in het bedrijfsproces, de productontwikkeling (intern) en de bedrijfsketen (extern) vormgeven nu de commissie Frijns zo’n geringe aandacht aan de integratie van MVO heeft besteed? Overweegt u de aanbevelingen nu in een aparte code te laten opnemen dan wel anderszins wettelijk te verankeren?

Antwoord
Gezien de plaats die MVO in de Code heeft gekregen, zie ik geen aanleiding de aanbevelingen van de commissie Burgmans in een aparte code te laten opnemen dan wel anderszins wettelijk te verankeren. Over de integratie van MVO in de bedrijfsketen en de rol van de overheid bij het bevorderen van ketenverantwoordelijkheid heb ik uw Kamer geïnformeerd bij brief van 22 december 2008 (Kamerstukken II, 26485, nr. 62).

5
Bent u van plan de commissie Burgmans en maatschappelijke organisaties als MVOPlatform te betrekken om alsnog te komen tot de integratie van MVO en corporate governance?

Antwoord
Nu de aanbeveling van de commissie Burgmans om bepalingen over MVO in de Code Tabaksblat op te nemen is overgenomen, zie ik voor de commissie Burgmans geen aanvullende taak weggelegd. Overigens waren de werkzaamheden van de commissie Burgmans tijdelijk van aard. Na uitbrenging van het advies begin november 2008 is de commissie opgehouden te bestaan. De integratie van MVO en corporate governance zal nu mede op basis van de bepalingen hierover in de Code door de bedrijven verder vorm gegeven moeten worden. Ik ga er vanuit dat dit voor aandeelhouders én overige belanghebbenden, waaronder maatschappelijke organisaties, aanleiding zal zijn om de dialoog met bedrijven over MVO aan te gaan of te versterken.