Nieuw?
Hans Havers van Evoke, een organisatie gericht op het neerzetten van cradle to cradle projecten in Nederland, treedt op als de pleitbezorger. Volgens hem is een belangrijk voordeel van cradle to cradle dat het zoveel enthousiasme oproept: ‘Het brengt mensen in beweging: het is een positieve boodschap en daar willen mensen graag bijhoren.’ Het principe is dat ontwerpers goed nadenken over hergebruik achteraf. ‘In petflessen bijvoorbeeld, zit antimoon, dat ze doorzichtig maakt. Maar daardoor zijn ze ongeschikt voor recycling. Daar moeten we vanaf.’ Maar hoe nieuw is het principe? ‘Het verbaast me ontzettend dat iets wat we al sinds de jaren ’60 proberen, nu ineens als iets heel nieuws wordt gezien’, zegt Frank Dietz, milieueconoom bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Walter Vermeulen, universitair hoofddocent Milieuwetenschappen en beleid van de Universiteit Utrecht vult aan: ‘Ahrend maakte begin jaren negentig al de 320-stoel waarvan het materiaal achteraf helemaal te gebruiken is voor nieuwe stoelen.’

Grenzen aan consumeren
En zal het lukken om álles te recyclen? ‘Nee’, zegt Chris Dutilh, Milieucoördinator van Unilever Benelux: ‘Unilever probeert al 20 jaar het plastic te recyclen waarin de margarine en de cosmetica zit. Dat lukt niet doordat het plastic geurtjes opneemt. Het zal nooit lukken honderd procent te recyclen.’ Bovendien is de consument volgens Dutilh erg kieskeurig: ‘We hebben ooit de plastic verpakking van wasmiddelen gemaakt van hergebruikt materiaal. Dat glansde iets minder mooi en daarom kocht niemand het. Cradle to cradle legt alle verantwoordelijkheid bij de producent maar als de consument niet wil, gebeurt er niets.’ Hoeveel moet de consument eigenlijk doen om van cradle to cradle een succes te maken? Kan hij inderdaad zoveel blijven consumeren als hij wil? Dat suggereert het boek tenminste. ‘Daar is Braungart van teruggekomen’, zegt Havers. ‘We kunnen niet grenzeloos consumeren, ook niet als we hergebruiken.’

Het probleem: materiaal of energie?
Nog een bezwaar: recyclen kost energie, soms zelfs absurd veel. Neem het plan van Nike: dat wil alle oude Nikes inzamelen om er nieuwe van te maken. ‘Een slecht plan’, zegt Dutilh: ‘Nike wordt maar op vier plaatsen in de wereld gemaakt. Als je alle schoenen daarheen brengt, ben je je milieuwinst al weer kwijt.’ Havers stelt dat de cradle to cradle-beweging daarom lokaler is gaan denken: ‘We kijken nu bijvoorbeeld wat we binnen gebieden met een straal van 50 kilometer voor elkaar kunnen krijgen. Of neem Rijnenburg bij Utrecht, waar gebouwd gaat worden. We zijn aan het onderzoeken wat we binnen dat gebied kunnen bereiken. We kunnen daar binnen het woongebied bijvoorbeeld ruim voldoende energie opwekken als we gebruik maken van wind, zon en het dempen van geluid. En ook het afbreken van afval gaat heel goed.
‘Maar waarom eigenlijk die grote nadruk op het terugbrengen van materiaal naar de oorspronkelijke fabriek? Waarom moet een stoel per se weer een stoel worden? ‘Ook zonder cradle to cradle wordt in Nederland al heel veel gerecycled’ zegt Vermeulen. ‘Een auto wordt bijvoorbeeld voor 84% hergebruikt, ook al komt het materiaal niet terug bij het zelfde merk.’ Zit het grote probleem bovendien wel in de materialen? ‘Nee’, zegt Ernst Worrell, hoogleraar Energy materials and the environment, Universiteit Utrecht. ‘Uiteindelijk gaat het om het gebruik van energie. En bij een auto wordt tachtig procent van de energie gebruikt tijdens het rijden. Slechts 10 % zit in de materialen. Met recyclen maak je dus een kleine stap in een heel groot probleem.’ Havers vindt echter dat het probleem wel in de materialen zit: ‘Neem motorolie. Die moeten we nu regelmatig verversen. Maar er bestaat ook motorolie die je helemaal niet hoeft te verversen. Die komt niet op de markt omdat fabrikanten veel meer verdienen met de olie die we nu hebben. Aan dat soort dingen moeten we een einde maken. Iedereen wijst voortdurend naar een ander. Cradle to cradle kan helpen deze circle of blame te doorbreken.’

Materialen blijft bezit van fabrikant
Een deel van de sprekers betwijfelt of dat gaat lukken in ingewikkelde netwerken van toeleveranciers. ‘Xerox maakt al lang onderdelen die ze kunnen hergebruiken’, zegt Worrell. ‘Maar dat kunnen ze doordat ze de hele keten beheersen. Ik zie dat bij andere bedrijven niet lukken.’ Volgens Josee van Eijndhoven, hoogleraar sustainability management van het Dutch Research Institute for Transitions moeten we anders over eigendom gaan denken om deze impasse te doorbreken. ‘Mogelijk blijven materialen in de toekomst in het bezit van de fabrikant. Als een voorwerp wordt afgedankt, gaat het materiaal terug naar de maker, die verder in de gaten houdt wat er mee gebeurt.’Een markplaats van materialen en grondstoffen is denkbaar maar ook het woord planeconomie viel. Er was door het volle programma weinig ruimte voor discussie met de zaal. Op vragen als: hoe zorgen we ervoor dat fosfaten over een aantal jaar niet allemaal in zee zijn gespoeld?; Waarom is er überhaupt soep in blik?; Moeten we niet meer aandacht hebben voor minder in plaats van groei? was vaak niet meer dan een korte reactie mogelijk.

* Onder leiding van Pieter van der Wielen (o.vb.), presentator Noorderlicht Nieuws en Dat kan beter!, gaan hierover met elkaar in discussie: Walter Vermeulen, universitair hoofddocent Milieuwetenschappen en beleid, Universiteit Utrecht; Ernst Worrell, hoogleraar Energy materials and the environment, Universiteit Utrecht; Chris Dutilh, Milieucoördinator Unilever Benelux; Hans Havers, Evoke, gericht op het neerzetten van Cradle to Cradle projecten in Nederland; Josee van Eijndhoven, hoogleraar sustainability management Dutch Research Institute for Transitions; en Frank Dietz, milieu-econoom Planbureau voor de Leefomgeving. Met een column van wetenschapsjournalist Marcel Hulspas.