De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), de Europese richtlijn die bedrijven verplicht te rapporteren over hun maatschappelijke impact, kan de afgelopen weken weer op veel aandacht rekenen. Niet alleen is dit het eerste jaar dat grote beursgenoteerde vennootschappen een verslag moeten uitbrengen, maar er is nog een andere actualiteit: de komst van een nieuwe Europese ‘Omnibusverordening’ met betrekking tot duurzaamheidsrapportage.
De CSRD – van toepassing op zo’n 50.000 bedrijven – verving indertijd de Non-Financial Reporting Directive (NFRD). Daarnaast kwam Europa met de EU-taxonomie, een classificatiesysteem om vast te stellen of een economische activiteit ecologisch duurzaam is. En dan is er nog de CSDDD (Corporate Sustainability Due Diligence Directive), die bedrijven oplegt milieu- en sociale due diligence uit te voeren in hun hele waardeketen.
Als algemeen bekend is het niet eenvoudig en bovendien kostbaar te voldoen aan de omvangrijke Europese duurzaamheidsrapportageverplichtingen. Het veelbesproken Draghi-rapport van september 2024 schetste een zorgelijk beeld van het Europese concurrentievermogen en leidde tot een breed gedragen oproep tot vereenvoudiging van de rapportagevereisten om de internationale positie van Europese bedrijven (onder meer ten opzichte van Amerikaanse en Chinese partijen) te beschermen en versterken.
Er wordt momenteel door veel ondernemingen reikhalzend uitgekeken naar 26 februari. Dan publiceert de Europese Commissie haar eerste geformaliseerde voorstel voor de genoemde nieuwe omnibusverordening. Die moet CSRD, EU-taxonomie en CSDDD consolideren en de verschillende wetgevingen rondom duurzaamheid verduidelijken om de rapportagelast te verminderen. Het loont voor alle ondernemingen binnen de scope van de nieuwe verordening om nu al vast te stellen wat de daarvan de gevolgen zijn.
De voornaamste notie is het onverminderd dwingende karakter van het toekomstige rapportageregime. Want zoals de Europese Commissie in haar Competitiveness-compass laat zien is het voornemen weliswaar om het huidige regime minder omvangrijk en ingrijpend te maken, maar nog steeds wél verplicht voor ondernemingen die binnen de criteria vallen. Het loont om niet alleen de praktische maar ook de principiële en morele implicaties daarvan te onderstrepen. Het is namelijk eenvoudig te vergeten waarom wij in eerste instantie collectief besloten duurzaamheidsrapportage wettelijk te verankeren, namelijk: een vermindering van de belasting van het milieu en onze leefomgeving. Die doelstelling is in het licht van internationale ontwikkelingen belangrijker dan ooit, ook in een uiterst taaie concurrentieomgeving. Het is dan ook goed nieuws dat dat de Europese Commissie lijkt de kiezen voor een ‘minder omvangrijk, maar niet minder verplicht’ benadering.
Dan is er nog een tweede aandachtspunt en dat is een hernieuwde duiding van de geadresseerden van duurzaamheidsrapportageverplichtingen. Het voornemen is nu om die groep uit te breiden met een nieuwe tussencategorie van ondernemingen die kleiner zijn dan de hele, maar groter dan het MKB. Het nieuwe regime is in de basis bedoeld om te simplificeren, maar zal dat alleen al door een herschikking van de betrokken partijen in eerste instantie niet doen.
Een ‘soepeler’ rapportageregime wordt begrijpelijkerwijs met veel enthousiasme ontvangen door bedrijven die duurzaamheidsrapportage nu vooral ervaren als belastend en uiterst kostbaar. Maar de realiteit is complexer. Zo spreekt de Europese Commissie over een verwachte vermindering van de rapportagelasten met 25 tot 35 %, maar specificeert niet hoe dat zal worden bereikt. Ook is er onduidelijkheid over de zogenaamde dubbele materialiteit in een nieuw regiem, oftewel de impact op de onderneming (financieel) en de impact van de onderneming. Het is niet helder of rapporteren over beide gehandhaafd blijft, maar dat dit een aanzienlijk verschil kan maken behoeft geen toelichting.
De komst van de Omnibusverordening is in beginsel goed nieuws. Rapporteren over duurzaamheidsinspanningen blijft verplicht en wordt vermoedelijk eenvoudiger. Maar wachten tot het nieuwe regime meer vorm krijgt of te makkelijk uitgaan van overmatige versoepeling is onverstandig. Snelle herijking en heroriëntatie door alle partijen waar het regime (mogelijk) op ziet kan nu al en moet zeker na 26 februari razendsnel gebeuren.
Te laat of onvoldoende anticiperen op een nieuwe wettelijke realiteit levert zonder twijfel meer administratieve uitdagingen op en maakt de kans op besparingen – financieel én in termen van duurzaamheid – flink kleiner.
Alexandra Jurgens-Boot is advocaat en medeoprichter van Stainable