Volgens een nieuwe EU-richtlijn moeten bedrijven verantwoording afleggen over hoe ze omgaan met maatschappelijke belangen zodat ze daarop kunnen worden aangesproken. Daarvoor is goed vergelijkbare en complete informatie nodig. De PBL-studie Transparantie verplicht concludeert dat de recent aangepaste Nederlandse invulling van de Europese rapportageplicht van bedrijven op duurzaamheidsonderwerpen aanscherping behoeft.
Nederland vult richtlijn grotendeels minimaal in
De Nederlandse overheid heeft ervoor gekozen om dichtbij de minimumeisen van de EU-richtlijn te blijven en bedrijven veel vrijheid te gunnen in hun manier van rapporteren. Zo kunnen bedrijven volstaan met een verklaring in het bestuursverslag, en is een gedetailleerd duurzaamheidsrapport niet verplicht.
De Europese richtlijn schrijft voor dat de transparantieplicht alleen geldt voor bedrijven met meer dan 550 medewerkers en een netto-omzet vanaf € 40 miljoen. Dit omvat ongeveer 120 organisaties in Nederland, meest grote beursgenoteerde bedrijven die allemaal al rapporteren op mvo (maatschappelijk verantwoord ondernemen). In Denemarken geldt de plicht al vanaf 250 medewerkers, en daar gaat het om meer dan 1000 bedrijven.
Ook op een aantal andere punten hebben andere EU-lidstaten zoals Frankrijk, Duitsland, het VK en Denemarken gekozen voor strengere regelgeving dan Nederland. Zij hebben bijvoorbeeld strengere controles en sancties ingevoerd dan Nederland.
Weinig aandacht voor duurzaamheidseffecten rapportageverplichting
Bij de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn is weinig gelet op de voorwaarden waaronder je effecten kan verwachten van de rapportageplicht van bedrijven op duurzaamheid. Ondanks dat de regelgeving nog maar net is opgezet lijkt het dus nodig om het Nederlandse beleid al aan te scherpen.
Onderling vergelijken duurzaamheidsprestaties essentieel voor investeerders
De prestaties van bedrijven op duurzaamheidsonderwerpen maken steeds vaker deel uit van risicoanalyses en investeringsbeslissingen van investeerders, banken en beheerders van pensioenfondsen. Voor hen zijn lange termijn winstgevendheid en het managen van risico’s belangrijk, en daarbij spelen niet-financiële risico’s steeds vaker een rol. Voorbeelden zijn de risico’s van klimaatverandering, watervervuiling en imagoschade door slechte arbeidsomstandigheden.
Hiervoor is goede onderling vergelijkbare informatie van bedrijven essentieel voor investeerders. Daar wordt in de Nederlandse implementatie van de nieuwe richtlijn niet op gestuurd, bedrijven wordt veel vrijheid gegund in hun manier van rapporteren.
MVO-adviesbureau heeft in een achtergrondstudie, die voor dit PBL-project is uitgevoerd, het volgende geconcludeerd: “Er zijn veel benchmarks en monitoringsinitiatieven op het gebied van duurzaamheid die een stukje van deze puzzel in beeld brengen. Maar kan er ook een totaalplaatje gemaakt worden? Uit de analyse blijkt dat dit helaas niet het geval is.”
Evaluatie richtlijn aangekondigd
De Europese Commissie heeft aangekondigd de richtlijn al in 2019 te gaan evalueren. Het is daarom nodig om goed te gaan volgen welke effecten de huidige verplichting tot transparantie teweegbrengt. De overheid laat regelmatig een benchmark opstellen over de transparantie van bedrijven, maar dat geeft nog geen beeld van de beoogde doelen, namelijk meer dialoog over en verbetering van de inzet op mvo en diverse duurzaamheidsopgaven.