Begin deze week heeft minister Kaag van Buitenlandse Zaken extra eisen gesteld op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen voor bedrijven die willen deelnemen aan handelsmissies.
Dat bedrijven aan eisen op het gebied van MVO moeten voldoen is op zichzelf niet nieuw. Al enige jaren is de naleving van de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen een voorwaarde voor deelname aan handelsmissies.
Meer dwingend karakter
Wel nieuw is de manier waarop nu wordt omgesprongen met de richtlijnen. Die krijgen een meer dwingend karakter. Hierbij krijgt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een belangrijke rol en kan bepalen of een bedrijf al dan niet conform de richtlijnen handelt, met eventueel uitsluiting van handelsmissies tot gevolg. Ook moeten bedrijven met een zelfscan hun MVO-beleid doorlichten waarbij de RVO bedrijven die onder de transparantie-benchmark vallen (doorgaans grotere ondernemingen) nog eens extra onderzoekt.
Tot dusver was de omgang met de OESO-richtlijnen gericht op het ondersteunen van bedrijven. Bij meningsverschillen over de implementatie speelt het Nationaal Contactpunt voor de OESO richtlijnen (NCP,) met daarin vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, een bemiddelende rol. Nu lijkt de nadruk verschoven van ondersteunen door het NCP naar oordelen door de RVO.
Een redelijk vermoeden van overtreding van de OESO-richtlijnen of het feit dat er een (al dan niet gegronde) klacht is ingediend, kan in de nieuwe situatie leiden tot uitsluiting van handelsmissies en mogelijke reputatieschade.
Voor de Nederlandse technologische industrie, die meer dan de helft van haar geld in het buitenland verdient, zijn dit ontwikkelingen om rekening mee te houden.
De aanvullende vereisten zullen per direct worden toegepast bij handelsmissies waarvoor de aanmelding nog moet openen. Uitzondering is de zelfscan welke uiterlijk 1 oktober 2019 beschikbaar zal zijn.