Universitair docent financiële ethiek Aloy Soppe maakt zich zorgen over de teloorgang van het Rijnlandse economische model. De gelijkheid van alle stakeholders van een onderneming komt steeds meer onder druk. Hij is bezorgd over de steeds groter wordende kloof tussen de financiële en de reële economie.
‘We zijn bezig om geld te verdienen met geld. Dat verstoort het evenwicht tussen de financiële en reële sfeer. Permanente vermogensgroei kan alleen maar duurzaam ontstaan bij een gelijktijdige reële groei, door geld te verdienen met waardeverhogende producten en diensten’, zegt Soppe.
‘Door de dominantie van kapitaal als productiefactor ontkennen we de samenhang met de waarde die er gecreëerd wordt door de twee andere productiefactoren: arbeid en natuur, of grond, zoals dat in de oude economische theorieën nog wordt genoemd.’
De enige manier waarop Soppe het evenwicht tussen deze drie hersteld ziet worden is via een crisis op de financiële markten.
Maar zover hoeft het niet te komen als de besturen van ondernemingen zich minder door de vertegenwoordigers van kapitaal onder druk laten zetten. Het probleem schuilt in het feit dat in het huidige aandeelhoudersmodel, waarin de aandeelhouder slechts één benodigde productiefactor levert, zeggenschap heeft over alle activiteiten en de totale productie van de onderneming.
Soppe: ‘In de beleggingstheorie wordt een relatie gelegd tussen rendement en risico. Hoe hoger het risico, hoe hoger het rendement voor de belegger. Maar dat is maar ten dele waar. De belegger loopt slechts het risico om zijn ingelegde vermogen kwijt te raken als de onderneming failliet gaat. Maar een toeleverancier die geen rendement krijgt als het goed met het bedrijf gaat, verliest wel veel geld als zijn producten niet betaald zijn. Hetzelfde geldt voor de belastingbetaler, die bij een bankroet opdraait voor de fiscale betalingsachterstand en de maatschappelijke schade die de onderneming achterlaat.’
Het is, volgens Soppe, nooit goed als één productiefactor de absolute macht krijgt. ‘De grootgrondbezitters buitten in eerdere tijden op hun manier de samenleving en de mensen uit. We hebben gezien bij de communistische systemen hoe de totale zeggenschap van arbeid over de productie uitpakte, en nu zitten we op het hoogtepunt van de macht van het kapitaal. Kijk maar naar de hedge funds en de private equity-partijen. Zij kunnen besturen van grote ondernemingen onder druk zetten alleen maar omdat zij het kapitaal vertegenwoordigen.’
DSM doet met zijn loyaliteitsdividend een poging om aandeelhouders meer op een duurzame manier aan zich te binden. Maar Soppe heeft een ander idee. ‘Bedrijven moeten hun aandeelhouders zoeken bij de directe belanghebbenden van de onderneming. Dat zijn de medewerkers, de toeleveranciers, de klanten en zelfs de niet-gouvernementele organisaties. Maak van hen duale aandeelhouders! Alleen op die manier komt er weer evenwicht in het gedragen risico en rendement voor de drie productiefactoren die de economische productie samen voortbrengen.’
Hij noemt zijn nieuwe aandeelhoudersmodel een vorm van bedrijfslevendemocratie. ‘En door meer macht aan de mensen en de natuur te geven, wordt het streven naar maatschappelijk verantwoord ondernemen versterkt. Want om natuur en arbeid goed te laten renderen, moet er ook goed mee worden omgegaan en in worden geïnvesteerd.’
Op het eerste gezicht lijkt het model van het duale aandeelhouderschap van Soppe revolutionair, maar wie is er tegenwoordig geen aandeelhouder? Via de beleggingshypotheek, het pensioenfonds en allerlei andere beleggingen zijn de meeste Nederlanders al aandeelhouder van vele ondernemingen. Waarom zouden zij het dan niet dichter bij huis zoeken?
Soppe vindt dat dat ook moet gelden voor de niet-gouvernementele organisaties. ‘Greenpeace is al een piepkleine aandeelhouder van Shell om deel te kunnen nemen aan de aandeelhoudersvergaderingen, maar waarom zouden ze geen groter pakket nemen? Zo profiteren ze ook van de economische macht die het bedrijf heeft.’
De universitair docent streeft naar een evenwichtiger machtsmodel tussen de productiefactoren omdat hij ziet dat de dominantie van één daarvan de samenleving op hogere kosten jaagt. ‘Ieder mens is in essentie een wezen dat ergens bij wil horen en heeft zijn eigen morele kompas. Door financieel verantwoordelijk te worden en te blijven voor het grotere geheel en niet maar alleen voor zichzelf, zorgen we ervoor dat onze kinderen en kleinkinderen ook een goed leven kunnen hebben. Nu het kapitaal de hoogste macht heeft, laten mensen zich daardoor leiden, met alle schandalen van dien. En schandalen zorgen weer voor een impuls van extra regels en wetten. Helaas maken die het leven weer bureaucratischer, onaangenaam en duur.’