De aandacht voor groenere bedrijfsterreinen neemt toe. Er zijn steeds meer bedrijven die een specifieke verantwoordelijkheid voor biodiversiteit willen nemen. Anderen investeren hierin om het groene imago te versterken of werknemers te inspireren. Bij het vergroenen van een bedrijfsterrein spelen drie aspecten een rol: de terreininrichting, het terreinbeheer en de bedrijfsactiviteiten. Belangrijk daarbij is of het terrein wel of niet in verbinding staat met andere gebieden. Met het instellen van verbindingszones, bijvoorbeeld door op leegstaande percelen tijdelijke natuur aan te leggen, kunnen populaties tussen verschillende gebieden migreren. Een voorbeeld vormt het bedrijventerrein Chemelot in Zuid-Limburg.
Chemelot is met 850 hectare het grootste chemische industrieterrein van Nederland. Het ligt in het heuvellandschap van zuidelijk Limburg. Het landschap is zeer biodivers door het verschil in hoogte, grondsoorten en natuurtypen. Het bedrijventerrein zelf ligt op lössgrond; dit bodemtype is voedselrijk en kan veel water opnemen. Onder het löss ligt een kleilaag waardoor regenwater stagneert. Hierdoor is de grond in de winter zeer nat en droogt de grond in de zomer uit. Rondom het industrieterrein liggen woonwijken, landbouw en een aantal natuurgebieden, zoals het bos van Lexhy. Dit bos, dat onderdeel is van het gebied Graetheide, behoort tot de ecologische hoofdstructuur.
Rijke flora en fauna
Er komt een verscheidenheid aan flora en fauna voor op het terrein en in de omgeving van Chemelot: vossen, hazen, konijnen, steenmarters, bruine kikker, gewone padden en kleine watersalamanders. Ook zijn er nesten van onder andere de roek, huismus, buizerd en slechtvalk. In de omgeving van het industrieterrein komt de beschermde brede wespenorchis voor. Het terreinbeheer wordt op de aanwezigheid van de aanwezige flora en fauna afgestemd. Zo worden de data voor snoei- en maaiwerkzaamheden zo nodig aangepast. Waar mogelijk is het maaibeheer vervangen door de inzet van schapen. Oude bomenrijen worden door het terreinbeheer behouden. Een oude afvalberg is afgedekt en begroeid met gras, struiken en bomen. De oude gipsdeponie is verkocht aan de gemeente, zodat hier een park aangelegd kan worden.
Brand- en ontploffingsgevaar
Om ervoor te zorgen dat de bodemstructuur niet achteruit gaat en om wateroverlast te voorkomen, zijn wadi’s aangelegd. Om dezelfde reden bestaat de bestrating van parkeerplaatsen uit waterdoorlatende elementverharding. Doordat er voornamelijk chemische industrie op het industrieterrein staat, is er een relatief groot brand- en ontploffingsgevaar. Hierdoor mag er rondom de fabrieken geen beplanting voorkomen. Rondom de fabrieken ligt grind en wordt het onkruid tweemaal per jaar met bestrijdingsmiddelen verwijderd. Alternatieve methoden, zoals het wegbranden van onkruid, zijn te gevaarlijk. Een ander aandachtspunt zijn de grasvelden. Deze zijn nu ingezaaid met soorten die weinig stuifmeel verspreiden, omdat stuifmeel verstopping in de filters van de fabrieken kan veroorzaken. Dit kan worden voorkomen door het aanleggen van een gradiënt van pluis- en stuifmeelproducerende soorten.
Tijdelijke natuur
De biodiversiteit kan verder verrijkt worden door leegstaande percelen geschikt te maken voor ’tijdelijke natuur’ met habitats voor een aantal soorten die op de rode lijst staan. Ook technische oplossingen kunnen de kwaliteit van het ecosysteem vooruit laten gaan, bijvoorbeeld hula’s om de houten palen en onder pontons in de haven te plaatsen. Verder kan de sociale cohesie nog verbeterd worden, door omwonenden en werknemers toegang te geven tot de natuur op het industrieterrein, bijvoorbeeld in het bos van Lexhy.