Vraag met verzoek om schriftelijk antwoord aan de Commissie
Betreft: Kinderarbeid in India
Op 14 juni 2010 heeft de Ministerraad voor Buitenlandse Zaken in Luxemburg haar bezorgdheid uitgesproken over het feit dat nog altijd meer dan 200 miljoen kinderen betrokken zijn bij kinderarbeid. De Raad heeft zijn toewijding aan de bescherming en bevordering van kinderrechten bevestigd. Er is ook geconcludeerd dat GSP+ een belangrijk instrument kan zijn bij de bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur en in het bijzonder de daadwerkelijke toepassing van de ILO-Conventies 138 en 182.
Op 10 juni 2010 is door een aantal organisaties, waaronder de Nederlandse Landelijke India Werkgroep een rapport en een persbericht verspreid over kinderarbeid in India. Hierin staat onder andere: “Meer dan een half miljoen kinderen onder de 18 jaar werken in India in de teelt van zaden, ook voor Nederlandse groentezaadbedrijven als Advanta en Bejo Zaden. Circa 230.000 kinderen zijn nog onder de 14 jaar. De kinderen werken 10 tot 12 uur per dag en worden blootgesteld aan giftige pesticiden.”
De rapporten benadrukken ook dat driekwart van het werk door vrouwen (meisjes) wordt gedaan en dat in veel deelstaten Dalits (kastelozen) en Adivasis (tribalen) de meerderheid van de werkers zijn.
Namens de EU onderhandelt de Commissie momenteel over een vrijhandelsverdrag met India.
1. Is de Commissie van plan om in haar politieke dialoog met India kinderarbeid, uitbuiting en slechte behandeling van Dalits en Adivasis naar voren te brengen?
2. Wat zal de Commissie doen om ervoor te zorgen dat Europese zaadbedrijven kinderarbeid en uitbuiting niet in hun supply chain toelaten?
3. Is de Commissie bereid om onderzoek te doen naar kinderarbeid in de agrarische sector – de sector waarin bijna 70% van alle kinderarbeid wereldwijd wordt verricht – en de relatie met Europese bedrijven, te beginnen met de arbeidsintensieve wereldwijde zaadsector?
4. Hoe denkt de Commissie gebruik te zullen maken van de onderhandelingen voor het EU/India-handelsverdrag om te zorgen dat kinderarbeid in India uiteindelijk wordt uitgebannen?
5. Heeft de Commissie een beleid speciaal gericht op de situatie van specifieke gediscrimineerde groepen, zoals vrouwen (meisjes) en Dalits, in haar contacten met de Indiase overheid?
Antwoord van hoge vertegenwoordiger/vice-voorzitter Ashton namens de Commissie
De jaarlijkse dialoog over de mensenrechten is een onderdeel van de politieke dialoog van de EU met de Indiase regering, en kwesties als kinderarbeid, de uitbuiting en slechte behandeling van Dalits en Adivasis en andere mensenrechtenkwesties worden in dit verband aangekaart. Er worden ook aanzienlijke middelen vrijgemaakt voor projecten ter verbetering van een aantal van deze situaties, in het kader van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR), bijvoorbeeld in Andhra Pradesh ter bestrijding van kinderarbeid, en waaraan door leden van het Europees Parlement in april 2010 een bezoek werd gebracht.
Wat de in India werkzame Europese zaadbedrijven betreft, kan de Europese Commissie daarop geen controle uitoefenen. Dit is de verantwoordelijkheid van de Indiase autoriteiten. Dit neemt niet weg dat de Commissie actief steun verleent aan het concept “maatschappelijk verantwoord ondernemen” binnen de Europese bedrijven. Zij verwijst in dit verband naar haar mededeling van maart 2006, getiteld “Tenuitvoerlegging van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid: Europa moet een voorbeeld worden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen”. In dit document kondigde de Commissie haar steun aan voor de oprichting van een Europees verbond voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, onder meer met de bedoeling meer respect te verzekeren voor de mensenrechten, milieubescherming, essentiële arbeidsnormen, vooral in de ontwikkelingslanden. Voorts bepleit de Commissie de uitvoering en bekendmaking van instrumenten als de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen, het “Global Compact”-initiatief van de VN en de tripartiete beginselverklaring van de IAO over multinationale ondernemingen en sociaal beleid.
Met het oog op de analyse van deze kwesties heeft de Commissie een onderzoek opgezet, waarvan de resultaten eind 2010 worden verwacht, met als doel het bestaande wettelijke kader voor de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van het kind, dat van toepassing is voor Europese bedrijven die buiten de EU werkzaam zijn, te verduidelijken. Er is echter nog meer onderzoek nodig en een verdere studie, gefinancierd door de Commissie, zal de werkwijzen en problemen van Europese bedrijven op dit gebied onderzoeken, waarbij goede werkwijzen en de te trekken lessen zullen worden belicht.
De Commissie plant voor de nabije toekomst geen specifiek onderzoek naar kinderarbeid in de agrarische sector in India en de relatie met Europese bedrijven, te beginnen met de arbeidsintensieve wereldwijde zaadsector.
Wat de onderhandelingen betreft voor het bilaterale vrijhandelverdrag tussen de EU en India, is de Commissie van plan een ambitieus hoofdstuk over duurzame ontwikkeling voor te stellen, waarin de economische, milieugerelateerde en sociale aspecten van de bilaterale handelsliberalisering aan bod zullen komen. De aanpak van de Commissie voor een dergelijk hoofdstuk is gebaseerd op samenwerking en dialoog. Deze samenwerking kan ook initiatieven omvatten om India te helpen de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen.
Wat betreft beleid dat speciaal is gericht op de situatie van specifieke gediscrimineerde groepen in India, gaat de Commissie zo te werk dat haar beleid en programma’s vergezeld gaan van een pleidooi voor sociale mobilisatie en bewustmaking. Hierbij wordt de ontwikkelingshulp van de EU (waarin de bestrijding van kinderarbeid en steun voor andere kwetsbare groepen sectoroverschrijdende punten zijn) gecombineerd met de politieke dialoog en aangevuld door een nauwe samenwerking met andere belanghebbenden. Deze alomvattende aanpak heeft zijn uitdrukking gevonden in het werkdocument van de diensten van de Commissie over de bestrijding van kinderarbeid dat door de Commissie werd gepubliceerd in januari 20105 en in juni 2010 door de conclusies van de Raad werd bevestigd.