Met onze huidige inzet komt er geen circulaire economie. Over die conclusie laat het Planbureau voor de Leefomgeving in haar Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) 2023 aan twijfel niets te wensen over. De grondstoffentrends gaan nog steeds de verkeerde kant op. Het aandeel circulaire bedrijven bedraagt nog steeds zo’n 6% van de Nederlandse economie. En het beleid is de afgelopen jaren nauwelijks geïntensiveerd.
Net als in 2021 adviseert het PBL ‘meer drang en dwang’ om de doelen te halen. Tegelijkertijd lijkt die boodschap niet aan te komen. Sterker sturen op een circulaire manier van werken is makkelijk gezegd, maar in de praktijk lastig. Terwijl juist die circulaire manier van werken hard nodig is om relevant te blijven in een snel veranderende wereld.
Van kabinetsbrede ambitie naar kabinetsbrede inzet
Het PBL pleit voor de stap van ‘kabinetsbrede ambitie’ naar ‘kabinetsbrede inzet’. Dat betekent het inzetten van meer instrumenten dan alleen die vanuit het beleidsverantwoordelijke Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat. Denk aan maatregelen als een lastenverschuiving van praktische arbeid naar vervuiling (Financiën), een circulaire aansturing van de woningbouw (Binnenlandse Zaken), het circulair realiseren van onze nieuwe energie-infrastructuur (Economische Zaken & Klimaat) en afspraken over milieu-impact van internationale ketens in handelsverdragen (Buitenlandse Zaken).
In haar argumentatie herhaalt de ICER waarom een circulaire economie van belang is: deze draagt bij aan het beperken van klimaatverandering en het verlagen van de milieu-impact. Ook lijkt het ‘halen van de ambities’ een doel op zich te zijn.
Hoe urgent de duurzaamheidsopgaven ook zijn: deze argumentatie heeft de afgelopen jaren nauwelijks tot verandering in de fysieke omgeving geleid. Wat ons betreft is het daarom tijd voor nieuwe argumenten. Wij zien er drie.
#1. De lineaire economie vergroot onze kwetsbaarheid
In Nederland zijn we gewend dat alle materialen, onderdelen en producten onbeperkt beschikbaar zijn. Willen wij iets hebben, dan kopen we het – en de wereldmarkt levert. Die wereldmarkt is echter aan het veranderen:
Allereerst neemt de totale vraag toe, doordat een steeds groter deel van de wereld (gelukkig) uit armoede weet te komen. Dat betekent echter een grotere consumptievraag.
Daarnaast nemen de wereldwijde grondstof- en materiaalvoorraden af. Ieder jaar oogsten we meer dan de aarde kan produceren, zo laat Earth Overshoot Day ons al jaren zien.
Tot slot zijn door de wereldwijd sterk groeiende middenklasse simpelweg meer potentiële kopers.
Het doorgaan met de lineaire economie leidt dus tot leveringsrisico’s. Verstoringen in toevoerketens en mogelijke tekorten aan essentiële producten kunnen zorgen voor economische schade en praktische uitdagingen. Zo bedreigt een tekort aan elektriciteitskabels direct onze stabiele energievoorziening. Inzetten op een circulaire economie is dus in feite professioneel risicomanagement, zowel voor onze economie als maatschappelijke opgaven.
#2. De circulaire economie biedt stabiliteit in onzekere tijden
De wereld bevindt zich in een tijd van grote veranderingen. De gevolgen van klimaatverandering zullen de komende decennia steeds zichtbaarder worden. De toenemende geopolitieke spanning met China kan leiden tot een plotseling economisch of militair conflict. En een sterkere polarisatie, in veel landen wereldwijd, leidt tot maatschappelijke onrust. De stabiliteit van de jaren ’90 en ’00 heeft plaatsgemaakt voor nieuwe, onzekere tijden.
Materiële zaken bieden zekerheid – denk aan een goede woning en een betrouwbare energievoorziening. Tegelijkertijd zijn juist voor woningbouw en uitbreiding van het elektriciteitsnet veel extra materialen nodig. Door deze op een circulaire manier in te zetten – bijvoorbeeld losmaakbaar en adaptief – blijven deze op lange termijn behouden voor onze maatschappij. Wanneer we goed omgaan met onze materiaalvoorraad, creëren we een hogere leveringszekerheid en daarmee meer stabiliteit op lange termijn.
#3. De circulaire economie verbetert ons toekomstig verdienvermogen
Vanuit de wereldwijd stijgende vraag en afnemende productiecapaciteit van de aarde, lijkt het voor de hand te liggen dat grondstof- en materiaalprijzen de komende tientallen jaren zullen blijven stijgen. Ook zullen de kosten van CO2-uitstoot de komende jaren toenemen, onder meer door de aanscherping en uitbreiding van het Europese Emission Trading System (ETS) en introductie van het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM).
Die hogere prijzen voor zowel primaire grondstoffen als productieprocessen maken een circulaire manier van werken simpelweg goedkoper. Wanneer we hier tijdig op zijn voorbereid, bijvoorbeeld door aanpassing van werkprocessen en voldoende arbeidskrachten in praktische sectoren, voorkomen we grote prijsstijgingen en verbeteren we ons toekomstig verdienvermogen.
Tot slot
“We used to live in a full world with few people; we now live in an empty world with many people,” zo stelde de Zweedse wetenschapper Anders Wijkman al jaren geleden. Doorgaan zoals we nu doen, is een doodlopende weg, zowel economisch als praktisch.
We weten al jarenlang wat er nodig is. We hebben de technische kennis om circulaire keuzes te maken. We slagen er alleen nog niet in om die te vertalen naar een economisch voor de hand liggende economische keuze. Dat gaat pas gebeuren als we de milieuschade beprijzen – breder dan alleen CO2 – en de toekomstige risico’s van grondstoftekorten meewegen. Daarvoor moeten we kijken naar wat in de toekomst op een veranderende wereld nodig is, in plaats van wat het verleden op een stabiele wereld ons tot op heden heeft geleerd.
Wanneer we daartoe in staat zijn, hoeven we het over een paar jaar niet meer over de ‘circulaire economie’ te hebben. De circulaire manier van werken is dan de enige manier van werken geworden.
Sybren Bosch, mede-ondernemer Copper8