Nederlandse boeren hebben keihard gewerkt om zich in een aantoonbaar onduurzaam landbouwsysteem overeind te houden. Dit zichzelf ondermijnend succes is nu zichtbaar aan zijn einde. Boeren moeten perspectief krijgen om naar een duurzaam systeem om te schakelen. En wetenschap en politiek moeten hieruit lessen trekken voor de nog veel grotere maatschappelijke omwenteling die ons te wachten staat. De stikstofcrisis is het spreekwoordelijke topje van de ijsberg van wat ons allen te wachten staat.
Wij zijn twee Wageningense hoogleraren die vanuit de sociale wetenschappen verschillende kanten van de mens-natuur relatie bestuderen: vanuit landbouw en voedsel (Wiskerke) en vanuit natuurbehoud, biodiversiteit en klimaat (Büscher). In beide domeinen zijn de problemen groot en is de noodzaak van een structurele transitie al lange tijd volstrekt evident. Sterker nog, deze problemen hebben dezelfde grondoorzaak en moeten dus verbonden worden zodat we niet telkens achter de feiten aan blijven hollen, als landbouwsector, maar ook als maatschappij als geheel. Gelukkig is er een rijke traditie van kennis waarop we kunnen bouwen.
In vele publicaties volgend op ‘Silent Spring’ van Rachel Carson uit 1962, ‘Grenzen aan de Groei’ van de Club van Rome uit 1972, en ‘Bouwstenen voor een Geïntegreerde Landbouw’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) uit 1984 wordt geconcludeerd dat de productivistische landbouw een doodlopend weg is. Één van de stellingen in Han’s proefschrift uit 1997 was dat het tegengaan van milieumaatregelen in de landbouw door landbouworganisaties als belangenbehartiging wordt gepresenteerd maar eigenlijk belangenverkwanseling genoemd zou moeten worden. Simpelweg omdat milieuproblemen worden gebagatelliseerd en de aanpak ervan als strijdig wordt gezien met de heilige economische graal: de groei van het Bruto National Product (BNP). Met als gevolg dat boeren moedwillig een systeem eigen wordt gemaakt wat onduurzaam en dus onvolhoudbaar is gebleken. En zie welke kosten er nu gemaakt moeten worden om slechts één van de symptomen van een onduurzaam landbouwsysteem – de stikstofcrisis – aan te pakken. Wat de stikstofcrisis overduidelijk maakt is dat hoe langer je wacht met ingrijpen, hoe pijnlijker het wordt. Oftewel: zachte heelmeesters maken uiterst stinkende wonden.
Natuurlijk zijn er conservatieve commentatoren die zeggen dat de huidige crises totaal onverwacht komt. Dat de boeren dit niet aan zagen komen en dat het allemaal oneerlijk is. Maar dit is onwelkome afleiding van wat de boeren te wachten staat: een pijnlijke doch noodzakelijke transitie. Gelukkig zijn er ook genoeg boeren die de transitie al aan het maken zijn en gezamenlijk (en met anderen) met plannen komen voor een duurzame en volhoudbare landbouw, waarbij de stikstofproblematiek in samenhang met andere problemen (o.a. klimaatverandering, beschikbaarheid en kwaliteit van water, biodiversiteit) wordt aangepakt. Voorbeelden hiervan zijn de oproep voor een nationaal ruimte- en landbouwakkoord van de Initiatiefgroep ‘Regie op Ruimte’ uit 2020 en het ‘Groenboerenplan’ uit 2022. Hierin zitten volop aanknopingspunten voor een omslag én voor perspectief voor boeren en tuinders.
Dit soort initiatieven zijn cruciaal en moeten nu rap opgevolgd worden in de praktijk. Niet alleen om de boeren een perspectief te geven en om naar een duurzame landbouw in Nederland te gaan. Maar ook als vliegwiel voor de veel grotere transitie die ons als maatschappij te wachten staat. Als we kijken naar de biodiversiteits- en klimaatcrises, dan zien we namelijk hetzelfde als de stikstofcrisis: halfslachtige maatregelen die de problemen niet aanpakken maar naar de marges van een onduurzaam economisch systeem verwijzen. De klimaatcrisis is al van dien omvang dat de Parijs-doelen niet meer gehaald gaan worden, met alle gevolgen van dien. De biodiversiteitscrisis volgt daarop met massa-uitstervingen die de basis van onze globale maatschappij weg zal slaan. Ook dit is lang en breed bekend. Bram’s proefschrift uit 2009 concludeerde onomwonden dat neoliberaal biodiversiteit- en klimaat beleid in een systeem van eeuwige groei bijdraagt aan het probleem, niet aan de oplossing.
En toch blijven veel van onze leiders volhouden dat met wat meer efficiëntie, innovatie en SMART technologie we de problemen op gaan lossen. We worden dus als maatschappij even voor de gek gehouden als de boeren: gedwongen om te overleven en floreren in een systeem dat evident onhoudbaar is. Een systeem dat niet alleen tot angstaanjagende milieucrises heeft geleid, maar ook tot maatschappelijke crises rondom ongelijkheid, identiteit en zelfs existentie. We stevenen dus rechtstreeks af op een veel groter maatschappelijk ravijn.
De vraag is: gaan we het zover laten komen? Blijven we kleine pleistertjes plakken op een steeds groter wordende wond? Of gaan we eindelijk de al-aanwezige schat van echt structurele oplossingen inzetten? Een kleine greep: weg met fossiele subsidies, afschaffen exportkredietverzekeringen, drastisch afschalen van vervuilende industrie en aanverwante consumptie, drastisch inperken van reclame, natuur-positieve industrie en activiteiten drastisch ondersteunen, instellen minimum en maximum inkomen, en vooral weg van BNP als indicator van welzijn of vooruitgang.
Klinkt radicaal? Niet echt. Radicaal is moedwillig een groep zoals de boeren of zelfs de hele maatschappij richting een existentiële crisis drijven. Want laten we ons niet vergissen: met betrekking tot de grotere maatschappelijke en milieucrises zijn we allemaal boeren. Door de boeren perspectief te bieden richting een duurzame landbouw kunnen we onszelf ook perspectief bieden richting een duurzame wereld.
Bram Büscher en Han Wiskerke
Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van de Rural Sociology Group van de WUR