Kleine kinderen die in fabrieken moeten werken. Gezinnen die in onbetaalbare schulden terecht zijn gekomen, en nu praktisch als slaaf worden behandeld door hun schuldeiser. Lokale gemeenschappen die van hun land zijn gejaagd door een grondstoffenbedrijf. Dorpen waar het drinkwater vervuild is geraakt door gedumpte afvalstoffen. Het zijn allemaal voorbeelden van schendingen van mensenrechten als gevolg van het handelen van internationale bedrijven. Kwetsbare mensen staan op vele plekken in de wereld machteloos tegenover grote ondernemingen met aanzienlijke economische macht. Alleen wanneer bedrijven en overheden samen hun verantwoordelijkheid oppakken ter bescherming van mensenrechten, blijven die rechten ook stevig overeind staan.
Gelukkig zijn er veel bedrijven die zich hier bewust van zijn. Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is door de jaren heen een steeds belangrijker begrip geworden. Het houdt in dat bedrijven in hun beleid bewust een prioriteit maken van de basale rechten van lokale gemeenschappen, zowel in sociaal, ecologisch als economisch opzicht. In de voorbije tien jaar hebben bedrijven zich vrijwillig gecommitteerd aan dit doel, via convenanten. Nu is de tijd gekomen om de wil om te zetten in een verplichting, en alle bedrijven aan hun verantwoordelijkheid te houden om de mensenrechten wereldwijd te beschermen. Vandaag dienen we de Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen (Wvdio) in, die die verplichting zal verankeren.
De wet houdt in dat bedrijven die in Nederland actief zijn, straks de verplichting hebben om hun keten, of die van hun partnerbedrijven waarmee ze samenwerken, actief te controleren op misstanden zoals kinderarbeid, moderne slavernij en milieuschade. Over die controle moeten ze transparant rapporteren, en treffen ze een misstand aan, dan moet deze worden aangepakt. Er wordt ook een toezichthouder in het leven geroepen die een bedrijf op haar verantwoordelijkheid kan aanspreken wanneer deze niet genoeg werk maakt van zijn controletaak. Zo gaan niet alleen de voortvarende, maar álle grote bedrijven grondig aan de slag met het bestrijden van misstanden.
Aan deze wet is lang gewerkt. Met name mijn voorganger Joël Voordewind heeft er met hart en ziel aan gewerkt. Hij, ik en vele anderen die aan de wet hebben bijgedragen, hebben vele gesprekken gevoerd met experts, ngo’s en bedrijven. We hebben adviezen ontvangen van de Raad van State en gekeken naar het Europese wetsvoorstel. Met deze wet stellen we een ondergrens vast voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in het buitenland. Bedrijven kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van mensenrechten. Deze wet kan hen daarbij helpen. De wet zorgt bovendien voor gelijke regels voor alle bedrijven. Niet alleen met de bedoeling om slaafvrije producten te kunnen kopen in Nederland, maar vooral dat kinderen naar school kunnen in plaats van te werken op de plantages en in de fabrieken. Deze wet kan echt een verschil maken in de levens van mensen.
Deze wet gaat over rechtvaardigheid. Als wetgever moeten we voortdurend bedenken: hoe doe ik recht, en wie doe ik recht? In onze wetten bepalen we wie het sterkst staat en wie het zwakst. Deze wet biedt bescherming aan hen die bescherming het hardste nodig hebben, de meest kwetsbaren op deze wereld, die niet vrij zijn, die slachtoffer zijn van slavernij en uitbuiting. Hun positie gaan we nu versterken. Hun toegang tot het recht wordt fundamenteel verbeterd. Ik ben trots dat we deze belangrijke wet vandaag kunnen indienen, en ben klaar om alle nodige inspanningen te leveren om deze wet aangenomen te krijgen. Zodat we een betekenisvolle stap kunnen zetten richting het einde van slavernij en uitbuiting.
Stieneke van der Graaf, lid Tweede Kamernamens de ChristenUnie