Met een bijdrage tot opwarming van de aarde van 2,2°C behoren Nederlandse ondernemingen tot de kopgroep om emissies te reduceren. Maar ze lopen achter op het behalen van de 1,5 graden doelstelling.
- Uit een analyse van klimaatdoelstellingen bij bedrijven blijkt dat het akkoord van Parijs momenteel onhaalbaar is.
- Bedrijven in G7-landen zorgen voor een opwarming van 2,7°C.
- Europese bedrijven boeken vooruitgang, sinds het stellen van klimaatdoelen in 2020 ‘koelt’ de Europese economie af met 0,3°C, om tot 2,4°C te komen.
- Nederlandse bedrijven nemen het voortouw in Europa voor emissiereductie waardoor opwarming van de aarde uitkomt op 2,2°C.
Wereldleiders komen in november in Sharm el-Sheikh bijeen om de 1,5°C-doelstelling van het Parijs-akkoord overeind te houden. Door de klimaatambities van de G7 lijkt de COP27-doelstelling onhaalbaar, zo blijkt uit een nieuwe analyse van non-profitorganisatie CDP en managementconsultant Oliver Wyman.
Op basis van de huidige emissiereductiedoelstellingen van bedrijven heeft geen enkel Europees land een bedrijfssector die snel genoeg koolstofarm wordt om de 1,5°C-doelstelling te halen.
Een berekening van de emissiedoelstellingen van de G7-landen wijst uit dat de aarde 2,7°C opwarmt. Het rapport toont aan dat bedrijven in Nederland, Duitsland en Italië de meest ambitieuze emissiereductiedoelstellingen hebben binnen Europa. De gezamenlijke uitstoot zal naar verwachting de opwarming van de aarde tot 2,2°C te beperken. De leidende landen worden gevolgd door Frankrijk (2,3°C), het Verenigd Koninkrijk (2,6°C) en de Verenigde Staten (2,8°C). Canadese bedrijven doen het slecht in de G7, met doelstellingen die leiden tot een opwarming van gemiddeld 3,1°C.
De temperatuurprognoses uit dit onderzoek weerspiegelen de ambitie van bedrijven, niet zozeer het nationale klimaatbeleid of de Nationally Determined Contributions (NDC’s). Nu COP27 nadert, is de kloof tussen wat beleidsmakers beloven en de reële economie levert echter aanzienlijk.
De analyse is gebaseerd op de CDP-temperatuurbeoordeling, die de emissiereductiedoelstellingen van bedrijven vertaalt naar een eindresultaat over de opwarming van de aarde aan de hand van wetenschappelijke methode. De beoordeling, die alle emissies in de waardeketen van bedrijven omvatten (Scope 1-3), geven de waarschijnlijke temperatuurstijging weer als wereldwijde emissies even snel zouden dalen als de doelstellingen van de bedrijven. Om de temperatuur van ieder land te meten, werden de beoordelingen van individuele bedrijven samengevoegd en gewogen naar totale emissies. De analyse laat zien dat Europese bedrijven, in alle sectoren, duidelijk en consistent beter presteren dan Noord-Amerikaanse en Aziatische concurrenten.
De Europese elektriciteitsproductiesector, bijvoorbeeld, loopt voor op alle sectoren ter wereld met een opwarming van 1,9°C. Ter vergelijking, er is een opwarming geraamd van 2,1°C door bedrijven in Noord-Amerika en 3°C door ondernemingen in Azië. De industrie in Europa is veel verder gevorderd met de vaststelling van doelen: voor ongeveer 80% van alle emissies geldt een haalbare doelstelling van 2°C of minder.
De temperatuur in de Europese bedrijfssector wordt in het algemeen omlaag gebracht van 2,7°C in 2020 tot 2,4°C in 2022, wat deels te verklaren is door een snelle toename van 85% van bedrijven met wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen in 2021.
Wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen (SBT’s), die worden beschouwd als de gouden standaard voor streefcijfers omdat zij onafhankelijk worden getoetst aan wetenschappelijke inzichten, zijn een drijvende kracht achter lagere temperatuurstreefcijfers.
Gezamenlijk hebben bedrijven met SBTI’s de uitstoot sinds 2015 met 25% verminderd, in vergelijking met een toename van 3,4% van de wereldwijde uitstoot door energie en industrie.
De hoge temperatuurbeoordeling in landen als Canada en de Verenigde Staten zijn eerder het gevolg van ondernemingen die helemaal geen doelstellingen hebben, dan van doelstellingen die niet ambitieus genoeg zijn.
In Canada valt minder dan de helft (43%) van alle gerapporteerde emissies onder een doelstelling, terwijl bijvoorbeeld in Frankrijk en Duitsland, meer dan 90% van de gerapporteerde bedrijfsemissies afkomstig zijn van bedrijven met gepubliceerde doelstellingen.
Het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5°C is noodzakelijk om verdere gevolgen van klimaatverandering te voorkomen. Het verschil tussen 1,5°C en 2°C omvat bijvoorbeeld een 10x grotere kans op ijsvrije zomers op Noord- en Zuidpool, een 2,6 keer zoveel mensen dat aan extreme hitte wordt blootgesteld, en een dubbel zo groot effect op de zeevisserij en de oogstopbrengsten, aldus het IPCC.
Laurent Babikian, wereldwijd directeur kapitaalmarkten van CDP, verklaarde: “Een stuwende kracht achter snelle emissiereducties, die in overeenstemming liggen het akkoord van Parijs, is het stellen van ambitieuze doelen. Het is voor geen enkel land aanvaardbaar, laat staan voor ’s werelds meest geavanceerde economieën, dat industrieën zo weinig collectieve ambitie tonen. Met alle beschikbare informatie moeten regeringen, beleidsmakers, investeerders en het publiek meer eisen van bedrijven met een grote impact die geen klimaatdoelstellingen hebben. Het momentum neemt toe, nu COP27 nadert, moeten we onze 1,5°C-doelstelling realiseren. Bedrijven met een grote impact op het klimaat, en hun investeerders en kredietverstrekkers, dienen onmiddellijk doelstellingen vast te stellen en deze daadwerkelijk na te komen met geloofwaardige overgangsplannen. Alleen op die manier zijn we in staat om dit gezamenlijke doel te bereiken.”
James Davis, Partner, Financiële Diensten bij Oliver Wyman, zei: “De analyse wijst op grote verschillen in ambitie en bereidheid tussen bedrijven om het voortouw te nemen met hun doelstellingen. Het rapport wijst ook op de dringende noodzaak om best-practices verder en sneller te verspreiden als we een kans willen maken om de emissies terug te dringen tot 1,5°C – een doelstelling waarvan het belang door het recente extreme weer alleen maar is benadrukt. Ondersteunend overheidsbeleid is van cruciaal belang, net als het oplossen van de structurele problemen in sommige sectoren en regio’s. Nu het financiële systeem zich committeert aan nul emissies en probeert kapitaal te sturen naar voorlopers van de koolstofarme economie, zal er steeds kritischer worden gekeken naar bedrijfsemissies, doelstellingen en overgangsplannen. De overgang naar verplichte informatieverschaffing in belangrijke sectoren over emissie-uitstoot kan daarbij helpen.”